Ook de kinderen Marinus en Jan Pelle worden in deze krant genoemd en een ander kind dat vader, moeder en vijf broers en zusters verloor. Een jongeman van 18 jaar verloor ook z'n hele familie; de vader had zijn hele fortuin aan goud bij zich ter waarde van 27.500 Franc. Een vader redt eerst uit de vlammen en het water van de zee zijn vier kinderen, gaat terug op het brandende schip en vindt zijn vrouw. Hij neemt haar in zijn armen, gooit haar overboord, ondersteunt haar bij het zwemmen en redt zo zijn hele gezin. Een jonge vrouw, sinds korte tijd in verwachting, wordt in het gedrang opgevangen door een van de matrozen. Zij denkt dat hij haar echtgenoot is. De matroos zwemt met zijn last naar een reddingsloep. Daar ontdekt de vrouw dat het haar man niet is. Ze hoopt dat hij gered is door één van de andere schepen. Voor de baby komt meteen al geld binnen, evenals een baby-uitzet. Ook de andere geredden worden niet vergeten. De goede gevers staan met hun naam in de krant vermeld. Beschuldigingen In Brand aan boord wordt meteen na de redding door de „Mercury" scherp opgemerkt: De gezagvoerder werd nu in kennis gesteld met het gebeurde, waarbij het schurkachtig gedrag van den gezagvoerder der „William Nelson" natuurlijk niet werd vergeten. Kapitein Stetson, volgens Pelle „een rondborstig, eerlijk en goedig zeeman", brengt voorlopig verslag uit aan de gezagvoerder van de „Lafayette". Ook deze gezagvoerder was woedend over het lage en lafhartige gedrag van Johannes Smits, en de gezagvoerder der „La Vyette" voegde C. Phernambucq toe: zie zoo, nu zullen ze in Havre weten, welk een schurk jelui kapitein was. Nog in 1905, schrijft Klooster, „was onze goedige Pelle, met tranen van medelijden en woede in de oogen, in staat de gerechte wraak aan den ellendeling te koelen". In het Journal du Havre van 13 juli staat een verklaring van de schipbreukelingen van de „William Nelson": - Allereerst zijn er klachten over het eten. De rijst was verbrand en oneetbaar. Er waren te weinig porties. De vrouwen hebben het keukenwerk over moeten nemen. De kapitein sprak alleen Duits. - Er waren geen medicijnen aan boord. - Er waren geen blusemmers. - De bemanning is bijna geheel gered. - Er was geen gereedschap om een vlot te maken. - De matrozen joegen emigranten weg die in de reddingboten wilden klimmen. De toon van deze verklaring komt overeen met de tekst in Brand aan boord. Het waren niet geringe beschuldigingen! Op de beschuldigingen en roddels komt 15 juli een reactie van kapitein Thomas P. Stetson en ex-kapitein George M. Pollard, die al meer dan 20 jaar ervaring hadden met emigrantenschepen. Hun mening staat lijnrecht tegenover de verklaring in Brand aan boord. De kapiteins verklaren dat zij Levi Smith al tien jaar kennen als een zeer capabele en actieve officier die altijd het volste vertrouwen kreeg. Hij heeft acht jaar op emigrantenschepen gevaren. (Levi Smith is dezelfde als Johannes Smits.) Op een paar beschuldigingen wordt ingegaan. Allereerst over het Duits spreken. Dit is pertinent onjuist. De tweede beschuldiging is dat het vuur aangestoken zou zijn. Het teerwalmen was een hygiënische maatregel na vijf sterfgevallen, bovendien gaat het tegen gezond verstand in te denken dat de kapitein het vuur zou laten aansteken midden op de oceaan met al die emigranten aan boord „om zich te amuseren". Ook de vice-consul van de U.S.A. in Le Havre, John S. Hunt, die kapitein Levi Smith persoonlijk kent, beaamt zijn goede reputatie. 76

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1987 | | pagina 78