Fernambucq's en Johannes'Vis. Op 18 juli gaan zij met o.a. Johannes Honds aan boord van het
stoomschip „Bellona".
Besloten wordt dat de jongetjes Pelle terug moeten naar Dreischor.
Het geval echter wilde nu dat, vermoedelijk door tusschenkomst van den Nederlandschen consul, de
kapitein der vrachtboot „Arie Schetter", een zekere Ferdinant Lambach met zijn vrouw Katharina
Wilhelmina Mus, en welke boot voer van Havre op Rotterdam, het logies der onder dak gebrachte
schipbreukelingen bezochten. Deze kapitein prees het loffelijke gedrag van C. Phernambucq, doch wees
hem er tevens op, dat hij, een man zonder middelen, niet op zich mocht nemen om deze beide ouderlooze
kinderen mede te nemen naar het onbekende land. Na een lang gesprek werd ten slotte besloten de
kinderen weder terug te brengen op Dreischor bij de familie.
Na enige dagen varen Marinus en Jan Pelle, Jan van den Berge en „la jeune fille" Mina Kamps
met de „Arie Scheffer" naar Rotterdam. Kapitein Lambach zorgt ervoor dat de jongens uit
Dreischor vandaar gratis eerste klasse met de Zierikzeesche Stoomvaart Maatschappij naar
Zierikzee gaan.
Thuiskomst
Reeds op 16 juli 1865 hadden A. Zonnevijlle (rijksontvanger) en B. Kam (predikant) het
initiatief genomen voor een actie. In de Zierikzeesche Courant van 19 juli staat een oproep
tot hulp onder de titel: „Bewoners van Stad en Land op Schouwen-Duiveland!" Het geeft
allereerst een verslag van de ramp, de aankomst in Le Havre en de tocht naar Dreischor onder
leiding van kapitein Lambach. Dan volgt in de typische stijl van de 19e eeuw een verzoek om
geldelijke ondersteuning:
„Waarde landgenooten! wij hebben het tot een pligt gemaakt, om u in kennis te stellen, met
het vorenstaande, ten einde regtmatige hulde algemeen kunne worden toegebragt aan hen,
A Zonnevijlle, rijksontvanger te Dreischor.
FotoA Verjaal, Dreischor, aanwezig in Streekarchivariaat.
78