I
uit naar Philippine en Cadzand, om vandaar uit nog wat te kunnen vissen op de
Westerschelde. Maar tegen het einde van april kwam een groot gedeelte vissers te
Vlissingen en Breskens aan, omdat ze van hetMilitair Gezag" order hadden gekregen de
Westerschelde te verlaten. Nu waren allen genoodzaakt zich naar het noorden te
verplaatsen.
Reeds op 24 april 1915 zag het „Provinciaal Comité" zich voor een nieuwe taak gesteld
door de komst van 72 Vlaamse vissersschepen naar Zierikzee. Deze meest olmenhouten
(iepen) scheepjes noemde men „schuten" en „sloepen", ze waren 11 tot 12 meter lang.
Vele van deze scheepjes waren achter de duinen van Heist gebouwd.
Vlaamse vissersschepen bij bet Luitje. Tegen de kademuur ligt een Dandy-kotter. Dit scbeepstype kenmerkte
zich door de twee masten en bet kottertuig. Het stelde dit type in staat zeer scherp bij de wind te zeilen.
Er waren ook enkele olmenhouten, zogenaamde „pannepotten" bij, gebouwd in Panne. Zelfs
een Dandy-kotter ontbrak niet, zoals een foto duidelijk laat zien. Deze werden meestal in het
Franse Boulogne gebouwd. Alle schepen waren afkomstig uit Heist en Zeebrugge. Zij
brachten een bevolking mee van 325 volwassenen en 173 kinderen.
De aanwezigheid van zo'n groot aantal vluchtelingen, maakte het noodzakelijk een
afzonderlijke school voor Vlaamse kinderen in Zierikzee te openen. De gemeente stelde
lokalen van de vroegere school A in de Wevershoek ter beschikking. De school begon op
19 mei. Eind december 1915 waren 41 jongens en 57 meisjes aanwezig. Totaal 98
leerlingen in twee klassen. Het onderwijs werd opgedragen aan E. Puissant uit Antwerpen
als hoofd en mevrouw J. Puissant-de Ridder als onderwijzeres. In oktober 1915 trad de
onderwijzer E. van Autenboer in dienst. Zijn komst was noodzakelijk door de grote
toeloop van kinderen. Tevens werd er een derde lokaal ingericht. De school bevatte toen
85