Vlaamse vissersschepen in de Oude Haven.
107 leerlingen. De godsdienstbelangen werden verzorgd door een Vlaamse pater, die ook
naar Brouwershaven fietste om de daar vertoevende vluchtelingen te bezoeken. De
vluchtelingen kregen wekelijks een toelage van het rijk.
Onder de namen van de Vlaamse vluchtelingen zijn er vele, die nu ook nog voorkomen
onder de vissersrederijen in Zeebrugge en Heist: De Cloedt, Vlietinck, Degroote, Meijers,
Neyts, Wtterwulghe, Savels, Dobbelaere, Couwijzer, Ceijfs, Blommaert, De Waele, De
Grave, Vandierendonck, Desmidt, Demunter, Deschrijver, Verschraegen, Vantorre, Corde-
nier. Van Wijnsberghe, De Voogd, Cattoor, Martony, Gheselle, Ackx, De Putter en anderen.
In Brouwershaven bleven de drie families Stroobandt, De Waele en Couwijzer tot de
zomer van 1917. Zij vestigden zich toen in Zierikzee.
Bij nader onderzoek in Heist en Zeebrugge bleek het erg moeilijk al deze families thuis te
brengen zonder kennis van hun bijnamen (lapnamen). Vele vissers kennen, ook nu nog,
onder elkaar niet eens de officiële namen! Ook dit heeft z'n achtergrond. Vroeger waren
de vissers erg bijgelovig. Bijnamen werden niet alleen gegeven om de talrijke
familieleden van dezelfde naam uit elkaar te houden, maar ook, zoals de legende
vermeldt, om „Roeschaard" te misleiden. „Roeschaard", de waterduivel, speelde langs de
gehele Vlaamse kust een belangrijke rol.
In Zeeuws-Vlaanderen was deze waterduivel eveneens bekend, maar daar onder de naam
„Ossaard". Alle vissers hadden een dodelijke angst voor hem. Hij was het immers, die
altijd wel wat met hen voorhad en hij was verantwoordelijk voor ongevallen op zee. Als
„Roeschaard" naar je naam vroeg, riep je niet je echte naam, maar je bijnaam. Dan pas liet
de misleide „Roeschaard je met rust!
Wanneer een 12-jarige vissersjongen zee koos, werd hij door een andere visser op het
strand met zijn hoofd onder water gedompeld, soms ook met bier en jenever. Zo werd hij
opnieuw gedoopt en van een „lapnaam" voorzien, die hij voor zijn leven behield. Een
86