attributen op hun rug van markt tot markt. Later maakten zij gebruik van handwagens en weer later van paard en wagen. Wanneer b.v. de graaf of soms de bisschop genegen was een stad een marktbrief te schenken dan trachtte men deze te bewegen de vrije markt en de kerkmis op dezelfde datum te laten vallen. Het bezoek zou dan des te groter zijn, een voordeel zowel voor de kerk als voor de markt. De kermis Door het samengaan van de kerkmis en de jaarmarkt veranderde het karakter van de kerkmis en werd de band met de kerk gaandeweg losser. Mogelijk ligt hier de oorzaak van het verdwijnen van de letter K uit het woord kerkmis. De meningen hierover zijn echter verdeeld. Het begin van de kermis werd kenbaar gemaakt door het luiden van de kerkklok. Viel de kermis samen met de jaarmarkt dan werden aan de stadspoorten rode of zwart-witte kruizen gespijkerd. Met het luiden van de klok en het verwijderen van de kruizen werd het einde van het festijn bekend gemaakt. Na de hervorming bleven de kermissen op de vastgestelde tijden doorgaan, zij het zeer tegen de zin van de geestelijkheid. Deze noemde de kermis „overblijfselen van het pausdom". Voor aanvang van de kermis werd meestal de magistraat door enige vertegenwoordigers der kerkeraad onderhouden over het gevaar, welke het toelaten van comedianten, rijfelaars (loterijhouders), goochelaars en rethorijkers met zich meebracht. Tevens klaagde men bitter over de exorbitatiën, dronkenschappen, vechterijen, danserijen en maaltijden. Zij waren ten zeerste bevreesd dat de dag des Heren verontrei- ningd zou worden. Het kermisgebeuren heeft vaak schilders en dichters geinspireerd. O.a. de schilders Breugel, Teniers, Van Ostade en Steen. Lucas Rotgans schreef in 1708 zijn gedicht „Boerekermis". In dit gedicht schetst Rotgans een kritisch beeld van alles wat men op de kermis tegen kon komen. B.v. de kwakzalver. Terwyl ik stond en keek nacir 't broaden en naar 't droopen 1 Hoorde ik een vreemtpostuur2) wat luizezalfi) verkoopen, En veilen uit zyn bus, gesteegen op een ton. Hy zwetste voor den hoop zoo veel hy zwetsen kon. Mesjeurs, ik sny niet op, 'k ben uit de rechte loten Van dokter Eskulaap4)die wondren deê, gesproten. En Podalier5), beroemt voor zoo veel hondert jaar, Was, als myn moeder zeit, myn overbestevaar. 'k Heb meest gepraktizeert in vorstelyke hoven. Dat blykt uit brieven, die myn medicynen looveri; En testimoniën, gezegelt en gemerkt, Getuigen wat myn kunst by 't volk heeft uitgewerkt. 'k Heb eertydts den Mogol6) van 'tpodagra7) geneezen, En Sultan Amurat*), (hoc juro)9) die voordezen Was van een dollen hondt gebeeten in de scheen, Die snee ik 't been van 't lyf en aanstonts liep hy heen. Ik kon den grand Vizier, gekraakt door 't stranguleeren 10), Door de kracht van myn tinktuur „post obitum" kureeren „Sic latet ars",mesjeurs, „in meo capité"12) Daar is een fles, mesjeurs, met „sal volatile":13) Dat maakt zwaarmoedig bloet weer vluchtig by 't gebruiken. Een slaapent krygsman wordt gewekt alleen door 't ruiken. 94

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1987 | | pagina 96