niet werden gesaboteerd. Tevens moesten zij voorkomen dat er illegale aansluitingen werden gemaakt. Met hetzelfde doel werden op de telefoonzalen Duitse telefonistes geplaatst. In de loop van 1942 mochten alleen nieuwe aansluitingen worden gemaakt met toestemming van de Einsatzleiter. De betrokkenen moesten daartoe een in het Duits geschreven verzoek indienen. In hetzelfde jaar werden verschillende groepen van de bevolking van de telefoongemeenschap afgesloten, waaronder de Joden en bewoners van strategisch belangrijke gebieden (o.a. de kustgebieden). Op 2 juli 1942 ontvingen alle burgemeesters op Schouwen-Duiveland een geheim schrijven van de directeur van het Telefoondistrict Breda met de volgende inhoud: '1. Mijn Hoofdadministratie deelt mij mede dat op enkele uitzonderingen na telefoonaan sluitingen in gebruik bij Joden moeten worden opgeruimd. 2. Teneinde te kunnen nagaan welke aansluitingen voor opheffing in aanmerking komen, verzoek ik U mij zo spoedig mogelijk een volledige lijst van Joodse inwoners te doen toekomen. 3. Ook wanneer er geen Joden in uw gemeente wonen verneem ik gaarne bericht.' De volgende dag verzond de burgemeester van Zierikzee een volledige lijst inclusief de reeds met onbekende bestemming vertrokken Joden. In 1943 moesten alle niet-oorlogs- belangrijke aansluitingen worden opgeruimd.' Naast het feit dat de bezetters bezit namen van het openbare telefoonnet, waren zij reeds in het begin van de oorlog begonnen met de aanleg van een eigen strategisch telefoonnet. Ten behoeve van dit net werden een aantal zgn. telefoonbunkers verspreid over het eiland gebouwd en door middel van kabels met elkaar verbonden. Deze kabels werden onder toezicht van de Duitse verbindingsdienst gelegd en aangesloten. Vanuit deze bunkers konden d.m.v. centraalposten verbindingen worden gemaakt met de buitenposten. Een gedeelte van deze kabels is na de oorlog gebruikt ten behoeve van het interlokale telefoonverkeer, o.a. voor de lijn Zierikzee-Rotterdam via Herkingen. De overige kabels zijn voor een groot gedeelte opgegraven en bij gebrek aan nieuwe kabels gebruikt voor het maken van nieuwe huisaansluitingen. De evacuatie van de eilandbevolking in de winter van 1944 had aanvankelijk een sterke toename van het interlokale verkeer tot gevolg. Zo sterk dat op 22 februari een tijdelijke verbinding Rotterdam-Zierikzee werd geschakeld. Voor de bediening werden tijdelijk twee ambtenaren van het kantoor Rotterdam te Zierikzee geplaatst. Hun verblijf te Zierikzee werd echter langer dan was bedoeld. Tengevolge van de evacuatie waren alle telefonistes (zij waren allen ongehuwd) met hun ouders naar elders vertrokken. Nadat de bediening van het kantoor Zierikzee aan de stationhouder van Zonnemaire, dhr. Versput, en diens echtgenote was opgedragen, konden beide Rotterdam mers naar huis. De administratie van alle nog in dienst zijnde eilandelijke kantoren werd naar het districtskantoor te Breda verplaatst. Voor het technisch personeel dat was achtergebleven was er steeds minder werk. Toch stond de bezetter erop dat de interlokale verbindingen intact bleven. Onder toezicht van de Duitse verbindingsdienst moesten de bovengrondse lijnen voortdurend geinspecteerd en eventueel gerepareerd worden. In de zomer van 1944 kwam het publieke telefoonverkeer volledig tot stilstand. De landing van de geallieerde troepen in Normandië was de directe aanleiding tot het besluit van de bezetter de telefoondienst opdracht te geven tot het buiten dienst stellen van, op een enkele uitzondering na, alle telefoonaansluitingen. Zo brak het jaar 1945 aan. Voor Schouwen- Duiveland zou de bevrijding nog ver weg blijken. In deze periode kwam er geen verandering in de telefoonsituatie. In de geautomatiseerde gebieden van ons land werd een groot aantal centrales vernield of gedemonteerd en naar Duitsland afgevoerd. Op Schouwen-Duiveland kon de meeste 101

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1988 | | pagina 103