apparatuur, zoals centraalposten en toestellen, veilig worden gesteld. In februari 1945 was het kantoor in Zierikzee nog met een vijftal eilandelijke kantoren verbonden. Daar de Duitse autoriteiten ervan overtuigd waren dat er regelmatig berichten naar de bevrijde gebieden waren doorgegeven, stonden de medewerkers van de technische dienst onder voortdurende verdenking en werden zij onder toezicht gehouden. Dit kon er zelfs toe leiden dat ze in maart 1945 ook na de diensturen op het kantoor moesten blijven. In de tweede week van april werden drie van de vijf monteurs opgepakt en op transport naar Rotterdam gesteld. De reis ging via Scharendijke, Ouddorp en Middelharnis. Bij aankomst in Middelhamis werden zij opgemerkt door een Duitse verbindingsofficier (hij was een Oostenrijker) die in Zierikzee gestationeerd was geweest. Hij regelde de terugtocht naar Schouwen, waar men de bevrijding afwachtte. De bevrijding betekende dat voor de technische dienst een tijd aanbrak waarin men met alle beschikbare energie aan het herstel van het voor de gemeenschap zo belangrijke communicatiemiddel kon beginnen. Herstel Nadat de balans van de schade aan het telefoonnet was opgemaakt was het eerste doel het zo spoedig mogelijk herstellen van het kabel- en luchtlijnennet voor het interlokaal verkeer. Daarnaast werden er aansluitingen gemaakt ten behoeve van de instanties die belast waren met het opgang brengen van het maatschappelijk leven. Het herstel werd echter door een aantal factoren bemoeilijkt. Ten eerste beschikte men slechts over het materiaal dat in de oorlog was veiliggesteld. Nieuw materiaal was niet voor handen, dus moest men op dit punt sterk improviseren Ten tweede stond een groot deel van het bovengrondse net in de geïnundeerde gebieden die moeilijk te bereiken waren. Ten derde vormde het overal verspreide oorlogstuig, waaronder de vele landmijnen, een niet gering gevaar. Het gebrek aan vervoer vormde eveneens een probleem. Voor het vervoer van b.v. telefoonpalen was men aangewezen op de handkar. De meeste teruggekeerde evacues konden weer over hun oude telefoonnummer beschik ken. De toestellen waren voor een groot gedeelte voor of tijdens de evacuatie weggehaald en opgeslagen. Van nieuwe aansluitingen was vooralsnog geen sprake. Het materiaaltekort bleef nog een aantal jaren het grootste probleem. Op 22 maart 1947 ontving de overste van het Cornelia Liefdehuis bericht van de directeur dat aan het verzoek om een tweede telefoon in verband met materiaalschaarste niet kon worden voldaan. Was na de ingebruikname van de telefoonzaal in december 1940 het kantoor gedurende een korte periode voor 24 uur per dag opengesteld, na de oorlog bleef de telefoonzaal gedurende een aantal jaren s nachts en in het weekeinde gesloten, met alle ongemakken vandien. In de jaren '46-'48 zijn herhaalde pogingen ondernomen om aan deze toestand een einde te maken. Op 1 december 1946 ontvangt het gemeentebestuur van Zierikzee een afwijzing op hun verzoek tot doorlopende openstelling, tenzij de gemeente of een combinatie van belanghebbenden zich garant stellen voor 85% van de kosten, zijnde het loon voor de nacht- en zondagtelefonist, het reserve personeel en alle kosten voor een rustgelegenheid. In de Vrije Stemmen van 21 november 1946 wordt eveneens getracht de P.T.T. aan te sporen om tot een volledige openstelling te komen. Verzoeken om een persoonlijk onderhoud met de Directeur Generaal liepen op niets uit. Ook het bedrijfsleven heeft bij herhaling sterke druk uitgeoefend. Eind 1948 was het zover dat toestemming werd verkregen tot doorlopende openstelling en kon men 's nachts en in het weekeinde gebruik maken van de telefoon. Gaandeweg kon men ruimer over het nodige materiaal beschikken. Men was weer in staat, zij het in beperkte mate, met het verkabelen van luchtlijnen te beginnen. Ook het aantal 102

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1988 | | pagina 104