abonnees nam geleidelijk aan toe. Op 1 januari 1950 waren op Schouwen-Duiveland in totaal 1245 aansluitingen in dienst. Dit aantal zou de eerst komende jaren ongeveer 8 a 1096 per jaar toenemen, totdat in de fatale nacht van 31 januari op 1 februari 1953 in één keer bijna het gehele telefoonnet zou worden verwoest. Watersnoodramp Naast het onvoorstelbaar grote leed om het verlies van vele mensenlevens was ook de materiële schade die de watersnoodramp had veroorzaakt niet te overzien. Groot was ook de schade aan het telefoonnet op Schouwen-Duiveland. Alle verbindingen met de buitenwe reld waren verbroken en de lokale netten waren voor een groot deel onklaar geraakt. Juist op een moment dat een goed functionerende telecommunicatie onontbeerlijk was, bleek hoe kwetsbaar een telefoonnet was. De bovengrondse lijnen waren niet bestand tegen zware storm. De eindsluitingen van de kabels waren vol water gelopen en de kabels door de Zeeuwse stromen bleken eveneens uiterst kwetsbaar. Naar aanleiding van diverse meldingen uit het rampgebied gaf de directeur van het Telefoondistrict Breda opdracht een crisiscentrum op het districtskantoor in te richten. Vanaf dat moment (1-2-1953: 04.05 uur) vond een nauwkeurige verslaglegging plaats: Om 06.45 uur meldde de cheftelefoniste van de telefoonzaal Goes dat alle verbindingen met Schouwen-Duiveland verbroken waren. Eenzelfde bericht werd ontvangen van de telefoon zaal uit Breda en uit Middelharnis. Op grond van deze meldingen gaf de directeur van het Telefoondistrict opdracht om vanuit Goes te proberen Noord-Beveland en Schouwen- Duiveland te bereiken. Op 2 februari om 10.20 uur vertrok de chefmonteur Windhorst met de Urker vissersboot UK 45 vanuit Wemeldinge richting Zierikzee, waar hij omstreeks 14.00 uur arriveerde. Gelijktijdig vertrok de UK 35 met aan boord een zender bestemd voor het telefoonkantoor Zierikzee, die bij aankomst in Zierikzee in de verwarring zoek raakte. Nadat de zender was opgespoord werd hij onmiddellijk geïnstalleerd en was om 20.30 uur operationeel. Bij aankomst van dhr. Windhorst op het telefoonkantoor bleek dat men verbinding had via de kabel Zierikzee-Colijnsplaat. De verbinding was echter nog niet geschikt voor het telefoonverkeer. Eén van de kabels tussen Zierikzee en Colijnsplaat was defect. De andere was in orde, maar de centrale waarin deze was gemonteerd stond in het water. Nog dezelfde dag keerde dhr. Windhorst terug naar Goes en bracht verslag uit aan de districtsleiding. Diezelfde dag om 12.20 uur werd op het crisiscentrum te Breda een bericht ontvangen, afkomstig van de bemanning van de luisterpost der radiocontroledienst in de Wilhelmina- polder. Zij hadden de noodsignalen van de noodzender (niet te verwarren met de zender geïnstalleerd door dhr. Windhorst) uit Zierikzee ontvangen, maar beschikten niet over apparatuur om te antwoorden. Dhr. J. M. de Regt, één van de dienstdoende ambtenaren, verklaarde dat zij eerst zwak, maar later luid en duidelijk de noodkreet van het Zierikzeese station ontvingen. Rond 10.30 uur hebben zij diverse instanties, waaronder het Rode Kruis en de provinciale griffie, ingelicht. In de middag van de derde februari omstreeks 15.00 uur was de eerste verbinding tussen Goes en Zierikzee hersteld, 's Avonds om 18.30 uur beschikte men over een vijftal verbindingen. Intussen trachtte men voor zover mogelijk contact te krijgen met de kantoren op het eiland. Op woensdag 4 februari arriveerde een hulpploeg uit Breda, voorzien van het meest nodige materiaal. Deze ploeg heeft veel werk verzet om de verbindingen met de Westhoek tot stand te brengen. Van alle kanten werd nu hulp geboden, ook op het gebied van de telecommunicatie. In korte tijd werd onder leiding van dhr 't Jong, van de Centrale Directie, specialist op het gebied van straalzenders, een goed functionerend mobilofoonnet opgezet. 103

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1988 | | pagina 105