Automatisering Tegen het einde van de 19e eeuw waren in Amerika, Duitsland en Engeland reeds pogingen ondernomen om automaten voor lokaal telefoonverkeer te bouwen. Het duurde echter tot juni 1911 eer de eerste automatische telefooncentrale voor lokaal verkeer in Amsterdam in bedrijfwerd genomen. Halverwege de twintiger jaren beschikte de drie grote steden van ons land over automatische lokale centrales en werden in enkele kleinere plaatsen centrales gebouwd. In die tijd ontstond ook de behoefte interlokaal verkeer automatisch af te wikkelen. Hoe verder de telefoon doordrong in het maatschappelijk leven, de zakenwereld en industrie des te groter werd deze behoefte. Het tot stand komen van een interlokale verbinding vergde enorm veel tijd, vooral wanneer het ging om een verbinding met het platteland. Bovendien waren de kosten van zo'n verbinding veel te hoog. Het kon voorkomen dat voor het doorverbinden de tussenkomst van een 5-tal telefonistes nodig was. In 1926 besloot Directeur Generaal ir. Damme dat, wanneer netten werden uitgebreid tot meer dan 1000 nummers, automatisering de voorkeur verdiende. Hetzelfde gold voor de vervanging van netten met meer dan 1000 nummers. Vanaf 1927 werden plannen gemaakt om alle 1200 handcentrales te vervangen. Na alle belangen te hebben afgewogen zoals b.v. de personele gevolgen, werd in 1931 besloten tot volledige automatisering van alle telefoonnetten voor lokaal verkeer evenals alle verbindingen voor interlokaal verkeer. Het totale plan zou 15 jaar in beslag nemen en moest in 1946 gereed zijn. De Tweede Wereldoorlog haalde echter een dikke streep door de rekening. Er ontstond een vertraging van 16 jaar. Op 22 mei 1962 werd met de indienststelling van de centrale in het Friese Warfum de volledige automatisering een feit. In het vooroorlogse automatiseringsplan lag het in de bedoelingSchouwen-Duiveland in de jaren 1943-1944 te automatiseren. Rekening houdend met de zestien jaar vertraging door de Tweede Wereldoorlog zou het eerst in 1959-1960 zover zijn. De Watersnood bespoedigde de automatisering met twee jaar. Tijdens het herstel van de rampschade waren reeds uitgebreide voorzieningen aangebracht, o.a. op het gebied van de interlokale kabels. Schouwen-Duiveland werd in 1957 geautomatiseerd in plaats van de sector Oostburg die in I960 volgde. In de reeds geautomatiseerde delen van het technisch district Zeeland was gebruik gemaakt van apparatuur van de Duitse firma Siemens en Halske. Het vooroorlogse plan ging uit van het gebruik van het S. en H.-systeem voor heel Zeeland. Door de oorlogshandelingen waren de fabrieken van de fa. S. en H. volledig verwoest en konden derhalve geen apparatuur leveren. Daar stond tegenover dat er een grote behoefte was aan S. en H.-apparatuur ten behoeve van een groot aantal verwoeste centrales. De oplossing werd gevonden door de apparatuur van het Engelse Strowger-systeem voor Nederland aan te passen. Deze apparatuur werd geleverd door de fa. Automatic Telephone Electric. Tevens ging de fa. Philips de productie van het vooroorlogse S. en H.-systeem verzorgen. Voor de apparatuur voor Schouwen-Duiveland viel de keuze op het Engelse A.T.E.-systeem. Voor het echter zover was dat men met het monteren van de centrales kon beginnen moesten nog een aantal zaken worden geregeld, o.a. de verwerving van de gronden voor de bouw van de nodige gebouwen. In de vergadering van de districtsdirectie en de rijksgebouwendienst van 28 mei 1953 werd besloten het oude P.T.T.-gebouw in de Meelstraat te slopen en op dezelfde plaats een nieuw gebouw op te trekken. Het nieuwe gebouw moest qua uiterlijk in de omgeving passen en van een volledige waterkering worden voorzien. Tevens werd besloten op korte termijn geschikte plaatsen te zoeken voor de bouw van diverse centrales op het eiland. Op 19 augustus waren alle benodigde vergunningen verkregen en zou men met de sloop van het oude gebouw kunnen beginnen. Voor de bewoner van het pand, het Gewestelijk 106

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1988 | | pagina 108