m niet meer aanwezig. Deze klei km mogelijk in verband worden gebracht met de laatmiddeleeuwse overstromingen (Afzettingen van Duinkerke lila). De buitenzijde van de gracht werd in de opgravingsput niet bereikt. Het onderzoek in 1977 ter plaatse van de huidige parkeerplaats leerde dat de gracht op deze plaats een totale breedte van 50 meter heeft gehad.8) Afb. 5 Montagefoto van bet profiel C-D vergelijk profiel afb. 6). Foto B. Oele, PDB Middelburg. Ook werd tijdens dit onderzoek een aantal houten palen waargenomen (afb. 4) waarvan het verdere verloop in 1987 niet kon worden vastgesteld. In het opgravingsvlak kon een walsegment van 5 graden worden opgetekend. Aan de binnenzijde bevonden zich een rij houten palen. De op min of meer regelmatige afstand van 50 cm uit elkaar staande palen bevonden zich elk in een vierkante paalkuil. De palen reikten tot een diepte van 0 cm N.A.P. EE3 Afb. 6 Profielen A-B en C-D (zie afb. 4Legenda: 1duinzand met plaatselijke doorworteling; 2) veen3blauwe klei met vegetatieborizont4duinzand met begroeiingsvlak. 5 kleiplaggen en zand naar de gracht toe met spoelstructuren); 6) lichtgrijze en grijze klei; 7) einde profiel; 8) bouwvoor. Tekening H. de Kort, ROB Amersfoort. 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1988 | | pagina 11