huis aan. Maai" dat viel niet mee: alles bij elkaar deden we er uren over. 's Nachts konden we niet slapen van het leven. De volgende dag moesten alle mannen naar de zeedijk achter Sirjansland: die stond op doorbreken. Toen het een beetje stiller werd, ging ik eens een kijkje nemen. De dijk was over een lengte van 100 meter half weggespoeld. De Engelse bark. In het Keeten was iedere maand een Engelse bark te zien. Het schip, geladen met zout uit Overijssel, lag soms wel drie dagen op goed weer te wachten. Pas als de wind wat afnam, waagde de schipper de overtocht naar Engeland. Nieuwe hoefijzers voor Madam. Ik moest met Madam naar de smid op Oosterland: ze had nieuwe hoefijzers nodig. Ernaar toe ging het wel, maar terug begon ze te vliegen. Wonder boven wonder kwam ik zonder ongelukken op de hofstede. Je bent er weer," zei Van de Sluis, en dat is het voornaamste." ,Je kunt me nog meer vertellen," dacht ik. Ik had het niet op paarden. Een dure eend. Het was voorjaar en de baas schoot op een wilde eend in de put. Cornelis Iman van den Bout, de rijksveldwachter van Bruinisse, hoorde het schot. Er kwam een rechtszaak van: Van de Sluis moest voorkomen in Zierikzee en ik moest mee om te getuigen. Het liep uit op een geldboete. Oorlog. In 1914 werd het oorlog. Nederland mobiliseerde en ook Leendert kwam onder de wapenen. Dus moesten we het met een man minder doen bij Van de Sluis. Bijna alles ging op de bon en de uitvoer van tarwe, gerst en aardappelen werd verboden. Jakob en ik stopten 2 mud tarwe weg in een droge sloot. Op afstand. Toen de Duitsers Antwerpen beschoten, zagen we iedere avond een lichte plek aan de lucht. Na de val van Antwerpen was die plek er niet meer. Overdag hoorden we het gedreun aan het front: vier jaar lang onweerde het in de verte, 's Avonds hield het op en 's morgens begon het weer. Verkering op de fiets. In juni 1916 maakte ik kennis met Pieternella van der Weijde. Ze was dienstbode bij Franke Bouman, gemeente Nieuwerkerk, en leerde fietsen in de Bloksweg, gemeente Oosterland. Ik hielp haar een beetje. Visite. Op zaterdagavond ging ik met Pie naar haar zuster Lee en haar zwager Johannis 118

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1988 | | pagina 120