1953 - 1 Februari - 1988 Herinneringen aan de watersnoodramp van vier streektaalschrijvers ingeleid door dr. A. de Vin. Ditjaar was bet op 1 februari vijfendertig jaar geleden, dat de watersnoodramp ons eiland Schouwen - Duiveland teisterde, waardoor het eerst in een maanlandschap veranderde en daarna door toedoen van de herverkaveling veel van zijn oorspronkelijk landschappelijk karakter verloor. Dit droevige keerpunt in de tijd wekt vooral bij de oudere bewoners van onze regio, en in het bijzonder bij de getroffenen en nabestaanden van de slachtoffers nog steeds weemoedige gevoelens op, die soms tot felle emoties kunnen leiden. Dat bleek bijvoorbeeld heel duidelijk begin februari 1983, toen de 30 jarige herdenking georganiseerd werd met een bijeenkomst in de Gasthuiskerk te Zierikzee, waarbij vrijwel niemand van de nabestaanden uitgenodigd was. Maar het kwam ook nog kortgeleden aan het licht, toen op maandag 1 februari van dit jaar vele mensen op ons eiland ontsteld waren door het feit dat er op die dag gevlagd werd van wege de verjaardag van koningin Beatrix de dag daarvoor. Het verdriet zit clus nog steeds zeer diep en daar mag niemand taktloos aan voorbijgaan. Ter gelegenheid van de vijfendertigjarige herdenking hebben we vier streektaalschrijvers gevraagd hun herinneringen aan de ramp op te schrijven. Twee van hen, „Arjaon" uit Zieriksee en Wullum" uit Bru hebben die zelf in zijn geheel meebeleefd, „Bêênekluuver", geboren te Brouwershaven, maar op het moment van de ramp niet meer hier woonachtig en ,Jaokob" van Schouivse en Zierikzeese afkomst) schreven hun herinneringen op grond van mededelingen van familieleden die de watersnood meegemaakt hadden. Gelukkig blijkt na zoveel jaren, dat de schrijvers meermalen het leed en verdriet van die dagen nu kunnen relativeren door een milde humor, maar het angstwekkende en ontzettende van deze ramp wordt hierdoor in geen enkel opzicht verkleind. Door een paar citaten uit de hierna volgende bijdragen, t.w. van „Arjoan „Die de waetersnóód van dichbie ebbe ondervonde, of nog èrreger, naeste ebbe verlöóre, zulle de gedachten an die daegen tot in 't graf méédraege", en van „Bêênekluuver": „Van 't ontzettende lêêd in verdriet wa vee maansen toen ondervonden kan 'k allêên maperbeere ies te behriepen, omda'k 't zaalf nie meejemaekt zal dit geheel duidelijk worden. Wij zijn onze vier schrijvers oprecht dankbaar, dat zij hun herinneringen aan de watersnoodramp op schrift hebben willen stellen, want in een levende taal en dat is de streektaal van Schouwen-Duiveland ?iog steeds!) mogen en moeten de onder de mernen levende gevoelens en emoties te allen tijde tot uitdrukking komen. 1 FEBRUARI 1953 in wilde horden stormen ze aan de baren, om krui vend met de storm te paren in het nachtzwarte donker... en doen in de orgie van het gebeuren de dijken scheuren... storten zich in het lage land, dat hulpeloos, onvoorbereid, stervend zwicht voor hun majesteit- bij het matte licht van de februarimorgen wordt de oogst geborgen... de ebbe voert ze weg van hun gekwelde grond: 129

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1988 | | pagina 131