Terpenkaart van Leeuwarden. Langs de twee takken van de Ee liggen de terpen en wallen van Nijenhove, meer westelijk de terp van Oldenhove met kerk en kerkhof. Deze laatste is met een dijkweg verbonden met de noordelijke terp van Nijenhove. De eerste vestingival omvatte alleen de handelsterpen van Nijenhove. 1. Oldehoeve 5. Terp Hoek 2. Noordelijke terp Nijenhove 6. Grote Kerkstraat 3. Eewal 7. Predikherenklooster Jacobijnerkerk 4. Zuidelijke terp Nijenhove Vergelijken we nu de ontwikkeling van Zierikzee met die van Holwerd en Leeuwarden dan zien we het volgende: a. Alle drie plaatsen waren in eerste aanleg middeleeuwse handelsnederzettingen, gebouwd op terpen en wallen in onbedijkt gebied. Holwerd is in dit stadium blijven steken. Zierikzee heeft zich ontwikkeld tot een bloeiende echt middeleeuwse stad, maar werd na 1300 voorlopig niet meer uitgebreid. Het beeld van een omgrachte middeleeuwse stad is daardoor bewaard gebleven. Leeuwarden heeft zich van middeleeuwse stad verder ontwikkeld tot het belangrijkste handels- en bestuurscentrum van Friesland. Het middel eeuwse karakter ging daardoor voor een groot deel verloren. b. Bij alle drie plaatsen ligt het kerkelijk centrum een eindje verwijderd van het handelscentrum. De kerk ligt op een aparte terp. In het land van de Vrije Friezen was er niet, zoals in Zierikzee, ook nog een grafelijk centrum. c. In alle drie plaatsen is het handelscentrum door een verhoogde weg, een dijkweg, verbonden met de kerkterp. d. In Leeuwarden zijn terpen en wallen opgeworpen langs de twee takken van de (Dokkumer)Ee, in Zierikzee langs de (Zieriks)Ee. e. In alle drie plaatsen hebben voorname heren aparte huisterpjes (werven, wier) opgeworpen in of nabij de stadsterpen, waar ze hun versterkte huizen (stinsen, burgen) op bouwden. f. Zowel in Leeuwarden als in Zierikzee is de grootste kerk gebouwd buiten de terpen, ongeveer op maaiveldshoogte. Beide kwamen tot stand nadat het gebied was bedijkt en beveiligd door een vesting. 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1988 | | pagina 37