Muiden en de kust). Wel een bewijs dat de Friezen ook buiten het eigenlijke Friese rijk, dus ook ten zuiden van de Oude Rijn, veel invloed hadden. Gezien bovenstaande lijkt het ons niet te gewaagd te stellen dat in de 11e eeuw, nadat de grote inbraakkreek was ontstaan, een groep mensen onder leiding van de Fries Zierik dit water is opgevaren en zich heeft gevestigd langs de oevers van deze kreek, een Friese kolonisatie dus. Dat deze Friezen rechtstreeks uit hun stamland kwamen, hoeft niet het geval te zijn. Ze kunnen best afkomstig zijn uit Friese nederzettingen uit de omgeving. Ook is het niet bekend, of er al een grafelijk steunpunt en een kerkje verbonden met de Abdij van St. Baaf te Gent in de buurt was of dat dit later is gekomen. Het eerste is het meest waarschijnlijk, gezien de reeds besproken akte uit 976. Voor de graven van Holland was de plek van strategisch belang i.v.m. de machtstrijd met de graven van Vlaanderen en als beheerscentrum van Zeeland beoosten Schelde. De invloed van de kolonisten moet wel zo overheersend geweest zijn, dat de naam van de nieuwe nederzetting door de nieuwkomers werd bepaald. Eerst werd de kreek benoemd, naar de hoofdman van degenen die zich erlangs hadden gevestigd, en later ging deze naam, Zierikzee, over op de nederzetting zelf. Het was typisch een benaming vanuit de grote zeeroute de Gouwe. Ook het dorpje rond het Gravenhof, dat eerder misschien de naam Creka had, werd toen Zierikzee genoemd. We komen nu nog even terug op de door De Vos gemaakte opmerking dat er iets bijzonders moet hebben plaats gevonden om te verklaren hoe in een zo snel tempo een eenvoudige landelijke nederzetting rond het Gravenhof in een bloeiende handelsstad kon worden veranderd. Ons antwoord hierop was toen: het ontstaan van de inbraakkreek en daarmee de verbinding met de grote handelsroutes over water. Nu komt daar nog bij: de kolonisatie van mensen die bij uitstek bedreven waren in de handel in gebieden die nog niet bedijkt waren en hun ervaring met het wonen in dergelijke gebieden op terpen. Van de eenvoudige van veeteelt, visserij en zoutwinning levende bewoners van de nederzetting rond het Gravenhof kon men niet verwachten dat ze, toen de inbraakkreek er was, plotseling zouden veranderen in ervaren zeelieden, handelslui en terpenbouwers. En de graaf met zijn rentmeester in Zierikzee en ook de abdij St. Baaf te Gent zullen zich meer geinteresseerd hebben in het verzamelen van de belastingen in natura en de verzending hiervan naar Vlaanderen dan in de internationale zeevaart, de handel en stedebouw. Wel hebben de graven over het algemeen de stedebouw bevorderd. Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat de kolonisten de steun van de graaf en ook van de Abdij van St. Baaf, die in 976 hier reeds bezittingen had, kregen. Een speciaal aspect bij deze kolonisatie was het zout. Dit was een zeer belangrijk handelsartikel, misschien wel het belangrijkste, van de Friese zeevaarders. Het achterland van Zierikzee was één groot zoutwinningsgebied en de inkomsten van de graven van Holland bestonden voor een groot deel uit accijnsen op het zout. Hier werkten dus een aantal verschillende belangen samen. Van Stavoren en Medemblik staat vast dat hier tol werd geheven op zout gewonnen in het achterland van deze plaatsen.36) Tenslotte komen we nog even terug op de legenden over het ontstaan van Zierikzee. In het door ons geschetste beeld van het ontstaan van Zierikzee wordt bevestigd dat de handelsnederzetting is gesticht door mensen die van buitenaf kwamen, dus door kolonisten. Samenvatting De bedoeling van dit artikel was wat meer opheldering te brengen in de vroegste geschiedenis van Zierikzee. Hierbij zijn de beschikbare historische gegevens gebruikt, maar is ook gekeken naar de bodemgesteldheid, archeologie, geografische situaties, de hoogte verschillen, plattegronden, namen en oude kaarten en de ontwikkeling van andere oude steden. Bij de vestiging en de uitbreiding van hun woonplaatsen was de bevolking meer dan 38

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1988 | | pagina 40