Op de kaart van Blaeu (1662) zien we de vuurboeten bij de Noordkaap getekend als
vierkante gemetselde fornuizen, op die van de Hattingas 1752) als spiegelverkeerde letters
L Tussen deze twee vuurboeten bevond zich het kolenhuis en aan de duinvoet het
wachthuis of kaapmanshuisje waar de stoker overnachtte.
Deelvergroting uit de kaart van Blaeu (1662) met de Noortkaep en twee Vierboeten.
Deelvergroting uit de kaart van de Hattinga's (1752) met de twee Vuurbakens, het Koolhuis en bet
Wagthuis.
Deelvergroting uit de Topografische Kaart, blad 42-E 1 25.000 1985) met Vuurtoren en het pad naar 't
Oude Vuur.
De naam vuurboet wordt in de Zeeuwse Volksalmanak van 1840 door H. M. C. van Oosterzee
verklaard met „van het boeten of bijstoken des vuurs". R. v. d. Veen geeft een andere
verklaring die mij, omdat ik de naam „boet" voor een schuurtje al vanaf mijn jeugd ken, meer
aanspreekt:
„Omdat in het begin het vuur dus gewoon op een duintop werd gestookt, ontstond er al
spoedig behoefte voor de opslag van het te verstoken materiaal. De bouw van schuurtjes,
boeten, werd nodig. Een woord dat vooral op Texel gebruikt werd voor een schapestal, een
schapenboet. In de eerste berichten over vissersvuren spreekt men dan ook meestal van een
„vierboet", een schuurtje bij de plaats waar het vuur werd gestookt. Naarmate de brandstof
schaarser en duurder werd, werd de behoefte aan opslagruimte steeds groter. De boet ging
45