daarbij ook een functie vervullen als dagmerk, want het was niet normaal een duintop met
daarop een schuurtje te zien. Dus ook overdag, bij goed zicht, werden de boeten gebruikt
voor de plaatsbepaling op zee."4)
Het verzorgen van vuurbakens langs de kusten van Noord-Europa was in die tijd blijkbaar
nog geen algemeen gebruik. Immers, toen in 1662 een groot Russisch gezantschap naar de
Staten van Holland gezonden werd, een deel over land, het andere gedeelte over zee,
maakten twee leden van die laatste groep in hun rapport aan Czaar Peter melding van „een
steenen tooren (Terschelling) waarop des nachts voortdurend een vuur brandt": blijkbaar
voor hen iets bijzonders.5)
Op 7 september 1615 nam de regering van Zierikzee Job de Glopperaan om de vuurbakens
voor vijf gulden perweek te stoken. Tevens moest hij daarvoor de vijf hillen duintoppen:
twee van de kapen, twee van de vuurboeten en één van het kolenhuis), onderhouden door
het planten van helm. Op de provinciekaart van Verbist uit 1637 staat tussen de Noord- en de
Zuidkaap een pad getekend: een flinke loopafstand en dat alles voor een weekgeld van vijf
gulden!
Deze vuren werden de eerste paar honderd jaar uitsluitend met hout gestookt en soms zelfs
met roggestro, totdat men in de 16e eeuw de beschikking kreeg over steenkool. Het stoken
geschiedde ook alleen in de donkere wintermaanden oktober tot maart. In 1774 b.v. werd
daarmee op 27 sept. begonnen. De kolen werden gekocht te Veere en aangevoerd te
Burghsluis. In 1775 sloeg Zierikzee voor de vuurbakens 375 schalen kolen in a 33 stuivers per
schaal en in 1780 kocht de stad daarvoor 350 schalen a 39 stuivers. (Hoeveel een „schaal" is
weet ik niet.)
In 1784 woei een der vuurboeten om, wat in 1786 nog eens gebeurde. Ze werden natuurlijk
onmiddellijk herbouwd. In 1790 dreigde de N.O.-boet in te storten waarop de Zierikzeese
stadsfabriek (belast met openbare werken) een plan maakte voor een verplaatsbare
vuurboet. Het onderhoud der boeten kostte Zierikzee in 17891343,20. In 1797 (Franse tijd)
probeerde men de vuren op de bakens te vervangen door réverbères (lantaarns met
spiegels) en deed van deze proef weer mededeling in de kranten. In 1802 begon men toch
weer met kolen te stoken en in 1804 werden de boeten door Zierikzee overgedragen aan het
Departementaal Bestuur van Zeeland. In 1814 blijken deze vuurboeten „vernietigd", waarop
de Kapitein ter Zee A. C. Twent, belast met het onderzoek over het Loodswezen in het Zuider
Departement te Vlissingen, op 2 september 1814 een missive schreef aan het Departement
voor de Marine, „daarbij inzendende de tekening voor twee eenvoudige vuurnuizen
welke hij voordroeg om te doen plaatsen op de Westduinen van het eiland Schouwen in
plaats van te voren aldaar gebrand hebbende kolenvuren waarvan de fournuizen waren
vernietigd en de kosten voor ieder zoude bedragen ƒ425,00 terwijl, vermits de directie dezer
verlichting in Zeeland nog niet door de Marine was overgenomen, de thans nog bestaande
directie met de bouwing en verzorging der brandstoffen konde worden belast, waartoe hij,
Kapitein, des Ministers authorisatie was verzoekende". Deze Minister was blijkbaar een zeer
besluitvaardig man, want al bij resolutie van 5 september (na drie dagen dus!) „authoriseer-
de" hij de kapitein de twee vuurbakens volgens tekening te laten bouwen!6)
Tot 1840 moest men zich op Schouwen nog met deze twee nieuwe kolengestookte
vuurbakens behelpen en was men gedwongen deze in die periode nog tweemaal achteruit
te plaatsen. Zo in 1834 toen A Paulisse te Zierikzee bij het Departement van Marine een
declaratie indiende, groot 407,00 voor „het verplaatsen en metselen van eenen nieuwen
vuur-opstand op het eiland Schouwen". De bijlage vermeldt o.m. „Deze bijkans geheel
vernieuwden opstand, vindt zich geplaatst, op eenen afstand van 40 Nederlandsche Ellen
Oostwaarts van de oude vervallen opstand en met de tweede vuur-opstand in de richting van
NOx.NViO en ZW. ten ZV2W. pr.Compas op eenen onderlingen afstand van 268 Nederland
sche Ellen en was nauwelijks gereed toen de oude, wegens het afnemen van den Duin,
instortte".7)
46