departement om de aanbesteding op 8 maart 1837 te Vlissingen te houden. Zoals gebruikelijk wordt een advertentie in de Staatscourant geplaatst voor de te bouwen toren met de daarbij behorende „magazijnen en woongebouwen voor den opzicht hebbende officier en de lichtwachters". J. H. Pallada uit Vreeswijk aan de Vaart blijkt „de eerst mijnende bieder" te zijn voor 126.500,00 en de levering en plaatsing van de verlichtingsapparatuur werd aangenomen voor de som van 33 000,00 door 's Rijks Geschutgieters Maritz Zn te 's- Gravenhage. Nog geen week later, op 14 maart, wordt de grond voor het complex gekocht van de eigenaresse, de huisvrouw N. Blom voor ƒ664,00.8) A Bouwtekening van de Vuurtoren op het eiland Schouwen met bijgebouwen. B. De toren in doorsnede. Uit: Bouwkundige Bijdragen, deel XII, 1862. Eindelijk kon na vijf jaar voorbereiding begonnen worden en de noodzaak voor dit moderne lichtbaken werd tijdens de bouw in 1838 nog eens onderstreept, doordat toen de koopvaarder „De Zeeuw" op weg van Batavia naar Nederland „verzeilde" op de Banjaard. Op 7 september 1837 kon de Inspecteur-Generaal voor het Loodswezen, A. C. Twent, de eerste steen leggen en het moet hem, die zich er zo voor had ingespannen, een groot genoegen hebben gedaan toen hij, in 1839 bevorderd tot Vice-Admiraal, op 25 maait 1840 voor het eerst het licht kon ontsteken. Hij was toen 69 jaar en nog steeds in dienst wat hij bleef tot zijn 75-ste! Benoemd tot opziener werd Rogier Cornelis de Wijs van Sanen, die bijgestaan door de 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1988 | | pagina 51