Men was met recht trots op deze toren en verwachtte dat die 600 meter van de vloedlijn staande, de eerste 200 jaar geen gevaar zou lopen. Ook daarin was het contrast wel erg groot met de twee allerlaatste oude kolenvuren.10) Toen in augustus 1840 Leonor Fresnel, die direkteur van de Kustverlichting in Frankrijk was en de broer van de reeds overleden uitvinder van het lichtsysteem, Augustin Fresnel, een bezoek had gebracht aan de toren van Schouwen, schreef deze een enthousiaste en lovende brief aan Twent. Voor de lezer volgen nu de belangrijkste gegevens, samengevat uit het verslag van de ontwerper L. Valk. De toren is gebouwd op een roosterwerk dat is aangelegd op 201 in de grond geheide palen. Dit grondvlak heeft een doorsnee van 12.20 meter, is tot op een hoogte van 3-20 meter massief gemetseld, op de begane grond 11.15 meter in diameter en vandaar 46,9 meter hoog. Eigenlijk bestaat de toren uit twee om elkaar heen gebouwde torens, waarvan de buitenste beneden maar liefst een muurdikte heeft van 2.35 meter, welke dikte geleidelijk afneemt tot 0,95 meter ter hoogte van het kapiteel (bovenstuk), waar de toren nog een doorsnee heeft van 5.50 meter. De binnenste „toren" wordt „schacht" genoemd en diende voor het valgewicht dat het draaimechaniek aandreef. Onderin deze schacht lag een dikke laag stro voor het geval de ophangdraad mocht breken. Dit gewicht moest regelmatig door het personeel opgedraaid worden. In de ruimte tussen deze twee torens slingert een hardstenen trap van 190 treden naar het kapiteel dat 5,50 meter hoog is en is afgedekt met escausijnse hardsteen. Om dit platvorm te bereiken moet men nog eens 36 treden nemen. Op deze hardstenen dekking staat dan een cirkelvormige voet van 4 meter doorsnede, ook opgebouwd uit blauwe hardsteen, die met hol-en-bol in elkaar zijn gepast. In het geheel zijn in de toren met zijn bijgebouwen nagenoeg vier miljoen metselstenen en negentig kubieke meter hardsteen verwerkt. Met recht: een kapitale vuurtoren in die tijd „die omgerekend naar 1988/12.500.000,00 kostte.4) Het eerste in deze toren door Maritz en Zn geleverd lichttoestel brandde op patentolie en bleef in functie tot 1882. Op 10 augustus van dat jaar werd het vervangen door een op petroleumgas brandend licht, gebouwd door Chance Brothers Co te Birmingham, van het volgende karakter: Schittering 2,25 sec., korte verduistering van 5,25 sec., weer een schittering van 2,25 sec. en dan een lange verduistering van 20,25 sec. (In 1905 werd de sterkte hiervan opgegeven als 31-000 kaars.) Deze verandering van lichttoestel, kosten 3-775,00 Pond ofwel toen 45-300,00, maakte het blijkbaar nodig dat een ruimer lamphuis of lantaarn werd geplaatst, zodat de hardstenen ring van de zogenaamde machinekamer moest worden afgebroken en vervangen door een gietijzeren voet, met omgang voor het lichttoestel. Penn Bauduin te Dordrecht plaatsten dit voor/1400,00. Die cirkel-segmenten van Escausijnse hardsteen werden bij een verbouwing en uitbreiding van het nabijgelegen Hotel-Pension „De Torenhoeve", in de zeventiger jaren teruggevonden als fundering van een stal en een deel daarvan doet nu dienst als een (bovengrondse) zitkuil in een tuin te Serooskerke (Sch.). In 1910 werd het licht weer verbeterd door de brandstof te veranderen in pharoline-gas waardoor de sterkte steeg tot 150.000 kaars en in 1934, op 22 juni, was eindelijk het geheel geëlektrificeerd. Trots meldde de regionale pers van 16 augustus„na maandenlange arbeid is het toestel thans omgebouwd tot een zeer krachtige lichtbron van niet minder dan 10 miljoen kaars, zodat ons licht nu het sterkste is van onze kust".11) Door het nu grotere bereik werd het sinds 23 september 1881 voor de kust liggende lichtschip „SCHOUWENBANK" overbodig en in september 1934 „opgenomen" zoals dat werd genoemd. Vogelrekken en -lampen In 1904 verzocht de Vereniging voor de Zeevaart in een request aan het Ministerie van Marine om „aan de lantaarns van vuurtorens en lichtschepen (ijzeren schermen aan te brengen 51

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1988 | | pagina 53