werd niet gekozen voor de voortzetting van de oude firma, onder het aantrekken van een of meer nieuwe deelhebbers. Men koos daarentegen voor de constructie van de Naamloze Vennootschap, die het voordeel bood van een beperkte financiële aansprakelijkheid. Op 3 april 1867 werd deze naamloze vennootschap opgericht onder de benaming De Zierikzee- sche Garancinefabriek.10) Een nieuwe leiding en nieuwe eigenaars De Zierikzeesche Garancinefabriek werd opgericht met een aandelenkapitaal van 150.000 gulden verdeeld over dertig aandelen van 5.000 gulden. Willem Adriaan Ochtman werd benoemd tot technisch-directeur en in de vacature van de boekhouder/commercieel- directeur werd door het aantrekken van Mr. Wilhelmus Christianus de Crane (1810-1885) voorzien. Deze De Crane behoorde zonder meer tot de maatschappelijke bovenlaag van de stad: gehuwd met een jonkvrouwe, lid van de gemeenteraad en zoon van een vader, die jarenlang burgemeester van Zierikzee was geweest. Beroepsmatig was hij op vele terreinen actief. Hij was handelaar, bankier en scheepsreder tegelijk. Commissarissen van de vennootschap werden Frans Keller en Cesar Voute (1817-1874). De laatste was een belangrijke Amsterdamse meekrapmakelaar en -handelaar. Voor het eerst kwam een deel van de beslissingsmacht over het bedrijf buiten Zierikzee te liggen. Voute nam niet alleen zelf een aandeel, maar bracht ook een groep van zeven andere, merendeels Amsterdamse, financiers in, die hij had weten te interesseren voor de onderneming uit Zierikzee. Voute en zijn relaties namen samen 11 aandelen in het bedrijf. Deze band met het Amsterdamse handelskapitaal bood de N.V. naast een spreiding van het financiële risico een verbreding van de commerciële basis. De verdere verdeling van de 30 aandelen was als volgt: Frans Keiler 9 stuks, W. A. Ochtman en Anna Borrendamme 6, De Crane 3 aandelen en tenslotte Keilers schoonzoon jhr. Willem Marinus Hendrik de Jonge (1824-1898) 1 aandeel. Een groot deel van het aandelenkapitaal kwam zodoende buiten Zierikzee terecht. De oude vennoten en hun directe familie bezaten slechts een krappe meerderheid van 16 aandelen in de nieuwe N.V. Een tweede bloeiperiode 1867-1872) De Zierikzeesche Garancinefabriek ging krachtig van start. De omzet steeg weer snel naar de oude hoogte. Het jaar 1868 was het absolute topjaar voor de Nederlandse garancineindustrie. Voor meer dan 6 miljoen gulden aan garancine werd naar het buitenland geëxporteerd. Een bedrag dat in geen enkel eerder jaar is gehaald. In de periode 1867-1869 (zie figuur 1werd de fabriek voor de vierde maal uitgebreid. Grond werd aangekocht, nieuwe gebouwen geplaatst, het produktieproces werd omgevormd en machines werden aangeschaft. In 1867 werden vijf pakhuizen aan de Lange St. Janstraat afgebroken en door een groot nieuw gebouw vervangen. Ook werd daarin een nieuw kantoor ingericht. Daarnaast werd het chemisch laboratorium verbouwd en werd daarin een kleine stoomketel van V2 pk. geplaatst. In 1868 wilde men een verbouwing verwezenlijken om een verandering in het produktie proces mogelijk te maken. De traditionele methode om garancine te bereiden bestond, zoals hierboven beschreven, uit een behandeling met zwavelzuur gevolgd door herhaald wassen met water. In de jaren '60 kwam echter een nieuwe methode in zwang, waarbij de behandeling met zwavelzuur vooraf gegaan werd door het weken van de meekrap in water. Door deze voorbehandeling met water ontstond er een zuiverder produkt dat aan het einde van de jaren zestig steeds meer werd gevraagd. Een andere investering, in 1869, was de aanschafvan een nieuwe stoommachine en ketel. De bestaande machine uit 1855 van 12 pk. werd vervangen door een krachtiger machine van 20 pk. De in 1853 aangeschafte ketel van 50 pk. werd eveneens door een groter toestel vervangen van 70 pk. Beide toestellen werden 72

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1988 | | pagina 74