1873, het wee van de garancineindustrie betrokken waren geweest toch het initiatief namen om een nieuwe vennootschap op te richten. Allereerst dient gekonstateerd te worden dat de grondslag van de onderneming een geheel andere was dan die van de daaraan voorafgaande N.V. In plaats van met een aandelenkapitaal van 150.000,- werd nu met een kapitaal van ƒ24.000,- gestart, verdeeld over 8 aandelen van 3-000 gulden. In feite werd de fabriek een loonbedrijf, dat geen eigen grondstoffen meer aan hoefde kopen. Bovendien waren er op het afeetterrein nog enige lichtpuntjes aanwezig. De vraag uit Amerika was in 1877 nog 300.000 kilo Nederlandse garancine geweest en er bleef, vanwege bepaalde kleurnuances, een geringe vraag vanuit de Turksroodververij. Bovendien hadden ook de concurrenten problemen. De lage prijs van de alizarine, waarmee de Duitse fabrikanten bewust probeerden de meekrapnijverheid de genadeslag toe te brengen, had ook de rentabiliteit van hun eigen fabrieken in gevaar gebracht. Een aantal alizarinefabrieken had in 1876 en 1877 moeten sluiten. De prijs van alizarine steeg in 1878 dan ook weer, wat ook voor de garancine industrie een gunstig teken was. Deze lichtpuntjes en de veel beperktere opzet maken de beslissing van de acht Zierikzeese ondernemers begrijpelijk. Daar komt bij dat de Zierikzeesche Garcmcinefabriek, inmiddels de enig overgebleven garancinefabriek in Nederland was. De elf andere fabrieken hadden in de jaren daarvoor hun produktie stilgelegd. De markt voor garancine was nog maar klein, maar op die markt had het bedrijf nauwelijks nog een concurrent. De oprichting van de nieuwe vennootschap was een waagstuk, maar een waagstuk dat niet zonder gronden werd aangegaan. Maalstenen uit de garancinefabriek, thans gelegen bij de Molen Den Haas op bet Bolwerk. FotoF. Beekman, Zierikzee) 76

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1988 | | pagina 78