van de raad van Zierikzee van 2 november 1799 de raad verzocht om een voorschot van 800,- voor de betaling van de seinmeesters. Ze beloofden het voorschot terug te betalen 'zodra dezelve door den Lande zullen worden betaald'. Het verzoek werd afgewezen. Ook in de notulen van de Gewestelijke Besturen van Zeeland van 8 april 1800 vindt men de neerslag van een discussie over welke overheid de verantwoordelijkheid droeg voor de seinposten. In de betreffende notulen wordt een tweetal rapporten behandeld die betrekking hebben op ingediende rekeningen van Jan van IJsselsteijn. De rapporten zijn opgemaakt door burger C. Visser czn. in opdracht van de Gewestelijke Besturen. Het eerste rapport gaat over de rekening van de 'onkosten der kustbeseijning in de Eilanden van Schouwen over het jaar 1799'. Jan van IJsselsteijn wordt dan genoemd: 'Gewesen opzigter der seinkenners in de Eilande van Schouwen'. Het tweede rapport handelt over de rekeningen over de jaren 1795 t/m 1798. Van IJsselsteijn heeft gedurende deze periode weer een andere titel nl. 'Commissaris ter Defensie aan de Eilanden van Schouwen'. Voorgesteld wordt de eerste rekening ter betaling te zenden aan de Agent van Marine van de Republiek, die over de jaren '95-'98 aan de Commissie tot Administratie der Financiën van het voormalige Zeeland. Uit het voorgaande blijkt dat geen enkele instantie zich voor deze kostbare zaak verantwoordelijk achtte. In het jaar 1799 werd in opdracht van de Bataafse Republiek een optische telegraafverbinding opgezet ten behoeve van de kustverdediging: De Nationale Bataafse Telegraaf. Met behulp van 61 posten werd de route Schiermonnikoog-Vlissingen opgebouwd. De telegraaftoestel len bestonden uit een mast met dwarssteng of ra, voorzien van bollen en een stel wieken of vleugels. Met het seintuig was het mogelijk om 100 verschillende combinaties van bollen en wiekstanden te creëren. Michel Parlange geeft in 'Les Signaux de la Defense des Cotes' per 1 juni 1799 voor de posten op Schouwen-Duiveland de volgende locaties aan: Post no. 47. L'église de Brouwershaven. 48. Grande dune a Rhiesoord. 49. Tour ruinée de Koudekerke (a Renisse). 50. Grande dune au Vuurboet. 51. Tour de Zierikzee. 59- Sud de file de Schouwen. De aanduidingen 'Rhiesoord of Rijsoort' voor post 48 en 'de toren van Koudekerke bij Renesse' voor post 49 zijn niet te verklaren. Mogelijk berusten ze op een vergissing en zijn ze in latere overzichten gecorrigeerd. In een overzicht van de berekening van de vierwekelijkse betaling der officieren en seinwachters treffen we nl. eveneens een opgave van de posten aan. Bij de berekening, die handelt over de periode 5 september t/m 2 oktober 1801, is een lijst van posten toegevoegd, waar de volgende locaties worden aangegeven: Post no. 47. Kerk van Brouwershaven. 48. Hooge duin aan Rijsoort of West Repen. 49- Hooge duin aan Renesse. 50. Hooge duin aan de Vuurboet. 51. Zierikzeese Toom. 59. Zuidduin op 't Eiland Schouwen. Uit de bovengenoemde betalingslijst blijkt dat de personeelsbezetting op Schouwen bestond uit een tweetal Luitenant-Inspecteurs en uit een twaalftal seinwachters. Een Luitenant-Inspecteur kreeg een vergoeding van/2,- per dag. Een seinwachter kon rekenen op een vergoeding van 9 gulden en vijf en een halve stuiver per week. De kosten voor vuur en licht bedroegen 4,- per post per week. We mogen vaststellen dat dit een uitstekende beloning was, wanneer we dit vergelijken met de lonen in de landbouw. Aan het eind van de 18e eeuw verdiende een eerste ploegknecht, de zgn. baender, een loon tussen/130,- en/150,- per jaar. Vermeerderd met het inkomen van huisgenoten bedroeg het gezinsinkomen hoogstens 250,- per jaar. 81

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1988 | | pagina 83