worden aangelegd. Tevens zal geen aansluiting plaatsvinden in noordelijke richting. Nog diezelfde dag doet het gemeentebestuur een dringend beroep op Gedeputeerde Staten van Zeeland om haar aanspraak op aansluiting te bepleiten. Het gevolg was dat de minister zelf met de R. Tel. Mij. ging onderhandelen. Om te voorkomen dat de R. Tel. Mij. onaanvaardbare verliezen zou lijden en uit angst dat de minister zou besluiten naast de lijnen van de Mij. op korte termijn rijkslijnen aan te leggen, stelden de directie en het bestuur een aantal voorwaarden. Eén van de belangrijkste voorwaarden was dat de minister zou garanderen voorlopig (45 jaar) geen rijkslijnen aan te leggen. De minister wees de voorstellen van de hand, waarop de R. Tel. Mij. trachtte zoveel mogelijk aan de wensen van de minister tegemoet te komen. Ten aanzien van de aanleg van de rijkslijnen hield de Mij. voet bij stuk. Een monopolie voor een periode van 45 jaar ging de minister te ver. Hij stopte de onderhandelingen en besloot tot aansluiting van Zierikzee op het rijksnet via Bergen op Zoom en Tholen. Het heuglijke bericht werd door het gemeentebestuur ontvangen op 29 september 1859 via de Commissaris des Konings. Met de daadwerkelijke aanleg moest gezien de beschikbare middelen gewacht worden tot het voorjaar van I860. Toch begon men reeds in het najaar van 1859 met grote voortvarendheid met de voorbereidingen. De benodigde kabels voor de oversteek van de Eendracht en het Keeten werden reeds aangeschaft. Voor de loop van de verbinding werd de volgende route gekozen: Tholen (reeds in 1854 aangesloten), St. Maartensdijk, Stavenisse, Kapelle, Zierikzee. Na de winter startte men met de aanleg van de lijn (kosten 14.647,-) en met de inrichting van het kantoor. Ten behoeve van de technische kantoor-inrichting diende het gemeentebestuur een lokaliteit ter beschikking te stellen. Uit het eerste voorstel van het gemeentebestuur aan de hoofingenieur van Waterstaat in Zeeland betreffende de inrichting van het lokaal, blijkt dat men wellicht op een koopje uit was. Op een oppervlakte van iets minder dan 20 vierkante ellen moesten gang, wachtruimte voor de besteller, wachtruimte voor het publiek, kantoor en een privaat voor de telegrafist worden afgetimmerd. Het voorstel werd, voorzien van een duidelijk commentaar, afgewezen. Waarschijnlijk geschrokken door deze afwijzing kocht het gemeentebestuur het pand Oude Haven A 336 (thans Havenpark 37) en diende een nieuw voorstel in. Ook dit voorstel werd aanvankelijk afgewezen: het was te royaal van opzet. Een oplossing werd gevonden door op de benedenverdieping tevens de woning voor de telegrafist te creëren, mits bescheiden van inrichting. Op de bovenverdieping konden commissiekamers voor de gemeenteraad worden ingericht. Op zaterdag 2 juni I860 meldde de Zierikzeesche Nieuwsbode het volgende bericht: 'De aansluiting aan den rijkstelegraaf alhier is voltooid, alleen op de komst van een ambtenaar wordt er gewacht om het kantoor voor het publiek open te stellen.' De Commissaris des Konings stelde op 29 juni I860 het gemeentebestuur in kennis van de benoeming van de eerstaanwezige ambtenaar voor het telegraafkantoor Zierikzee, de telegrafist der 3de klasse J. C. Pilaar te Neuzen. Met de komst van Pilaar kon het kantoor op 15 juli I860 voor het publiek worden opengesteld. De volgende dag berichtte de Zierikzeesche Nieuwsbode haar lezers dat 'op den 15de dezer het rijkstelegraafkantoor voor het publiek was geopend en hierdoor in eene groote behoefte voor handeldrijvenden en particulieren was voorzien.' Reeds spoedig zagen de ingenieurs van de Rijkstelegraaf de kwetsbaarheid van de verbinding Tholen-Zierikzee onder ogen. De kabel door de Eendracht en het Keeten kon gemakkelijk breken en herstel daarvan zou veel kostbare tijd vergen. Dat de zorg om de kwetsbaarheid van de verbindingen door het water niet ongegrond was blijkt uit een bericht in de Zierikzeesche Nieuwsbode van 19 december I860: 'Naar wij vernemen is in de afgelopen week de telegrafische gemeenschap tussen Hellevoetsluis en Brouwershaven 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1988 | | pagina 89