De vraag naar de ouderdom en de functie van deze cirkelvormige versterkingen wordt reeds
lang gesteld. Naast analyse van de historische bronnen biedt vooral archeologisch onderzoek
goede mogelijkheden onze kennis te vermeerderen zoals uit het verslag hieronder zal
blijken.
Om met de resultaten van het historisch onderzoek te beginnen: in twee belangwekkende
artikelen in resp. 1935 en 1965 hebben de historici Huizinga en Van Werveke de theorie
ontwikkeld dat de ronde structuren opgevat moeten worden als vroegmiddeleeuwse ronde
burchten.1) Er wordt door hen onder andere verband gelegd met een bericht uit het jaar
891 waarin sprake is van „onlangs" aangelegde versterkingen in de buurt van Sint Omaars, in
het uiterste noordwesten van Frankrijk. De burchten waren bedoeld om aanvallen van de
Noormannen af te slaan die in die tijd met hun strooptochten de kusten van Noord-Europa en
Engeland onveilig maakten. Interessant in archeologisch verband is ook de vermelding in
dezelfde tekst dat de (gelijktijdige) versterking van de kerk van Sint Omaars was opgebouwd
uit (houten) palen, aarde en plaggen.
De geldigheid van hun theorie is nadien door Blok enigszins afgezwakt door te stellen dat
het gebied ter weerszijde van de monding van de Schelde in de 9de eeuw een uitgestrekt
koningsgoed vormde met ondermeer een van (Zeeuws en Belgisch) Vlaanderen afwijkend
belastingsysteem (het Zeeuwse schot).2)
Afb. 2
Aanleg opgravingsput 1 evenwijdig aan de begraafplaats.
Foto genomen vanuit het oosten.
Vanaf 1939 tot 1952 zijn door de archeoloog W. C. Braat vanuit het Rijksmuseum van
Oudheden te Leiden regelmatig kleine onderzoekingen uitgevoerd in Oost-Souburg,
Middelburg en Burgh.3) Daarbij kwam vast te staan dat de vluchtburchten van buiten naar
6