Zierikzee. Post en telegraafkantoor met karreberging Meelstraat
(Collectie J. C. Komver.
in 1870 bij het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog en later in stand gebleven schijnt niet
tegenstaande twee kennisgevingen in de Staats Courant bij het publiek weinig bekend te
zijn.1 Na het vermelden van de openingstijden wijst men erop dat buiten Westenschouwen
geen bode-bezorging van het verzonden bericht plaatsvindt, doch indien men de
adressering zodanig inricht alsof de geadresseerde in Westenschouwen woont bv. te
Westenschouwen-Renesse dan geschiedt in de regel toch bodebezorging.
Het onderhoud van de telegraaflijnen was in handen van zgn. lijnwachters. De aanleg werd
vaak aan plaatselijke ambachtslieden toevertrouwd onder toezicht van opzieners en
lijnwachters. Het zou echter tot 1913 duren eer er op Schouwen-Duiveland een vaste
lijnwachter werd gestationeerd. Het dagelijks onderhoud van de technische kantoor
inrichting en het verhelpen van kleine mankementen was aan de telegrafist toevertrouwd.
De hoofdtaak van de telegrafist was uiteraard het ontvangen en verzenden van berichten. Hij
was verantwoordelijk voor het waarnemen van een binnenkomend waarschuwingssignaal.
Hij beantwoordde het waarschuwingssein, noteerde de datum en tijd, ontving het bericht,
schreef het vervolgens in een legger en daarna op het blad bestemd voor de geadresseerde,
noteerde of het antwoord eventueel betaald was en liet het bericht in verzegelde omslag bij
de geadresseerde bestellen.
Voor het verzenden van een bericht diende hij zorgvuldig op het volgende te letten: Een
aangeboden bericht moest duidelijk, zonder afkortingen of doorhalingen in inkt geschreven
gedateerd en gesigneerd zijn. Na het lezen van het bericht bepaalde hij eventueel recht van
voorrang en nummerde het bericht.
Daarna schreef hij het bericht gedateerd en genummerd in de legger, bepaalde de prijs, nam
het bedrag in ontvangst hetgeen hij kwiteerde en verzond het bericht.
In de beginjaren maakte de telegrafist gebruik van het morsetoestel. D.m.v. een seinsleutel
werden de tekens de lijn opgezonden en aan de ontvangstzijde verscheen het bericht in een
punt en streepcode op papierband. De telegrafist op het ontvangende kantoor vertaalde de
tekens in leesbaarschrift.
Met de komst van het typendruktoestel volgens het systeem Hughes kreeg de telegrafist het
aanzienlijk gemakkelijker. Het bericht verscheen in leesbaar schrift op de band. Deze
toestellen bleven, zij het dat ze steeds meer geperfectioneerd werden, tot ongeveer 1937
dienst doen.
89