concessie over en begon met de aanleg van het net. Op 1 juni 1881 werd het Amsterdamse
lokale net met ca. 50 aansluitingen in bedrijf gesteld. Tegelijkertijd werden in het buitenland
in verschillende steden netten aangelegd.
Na het succes in Amsterdam werden in de eerstvolgende jaren de meeste grote steden door
de N.B.T.M. van een telefoonnet voorzien. Eerst in Amsterdam en later ook in andere plaatsen
werd het zelfs mogelijk om via een particuliere telefoonaansluiting telegrammen aan de
Rijkstelegraaf aan te bieden. Naast de N.B.T.M. vroegen en kregen ook andere bedrijven
concessies en begonnen met de aanleg van telefoonnetten. De Fa. Ribbink, van Bork en Co.
stichtte in 1882 in een aantal provinciesteden telefoongemeenschappen, o.a. in Middelburg
als eerste plaats in Zeeland. Belanghebbenden die in plaatsen zonder telefoonnet woonden
en toch een aansluiting wensten, werden dan vaak door middel van zeer lange en kostbare
verbindingen op een net in een nabij gelegen plaats aangesloten.
In 1887 kreeg de N.B.T.M. toestemming van de overheid verbindingen tussen de
verschillende netten aan te brengen. Zo ontstond het zgn. 'Intercommunaal' telefoonnet.
Spoedig bleek dat de mogelijkheid om met aangeslotenen in een ander net te kunnen
telefoneren een concurrerende invloed had op het telegraafverkeer. De staat hield de zaak
dan ook nauwlettend in het oog en verleende slechts concessies op korte termijn tegen hoge
garantiesommen. Op deze manier schiep men de mogelijkheid de zaak zelf in handen te
kunnen nemen. Toen in 1896 de concessie van de N.B.T.M. voor het net Amsterdam verliep,
werd deze niet meer verlengd en nam de gemeente Amsterdam het net over.
De andere grote steden volgden spoedig het voorbeeld van Amsterdam. Op 1 oktober 1897
nam de rijksoverheid het intercommunale net over van de N.B.T.M. en ontstond naast de
rijkstelegraaf de rijkstelefoon. De lokale netten bleven vooralsnog in handen van gemeenten
en particulieren. De rijkstelefoondienst werd ondergebracht in vestigingen van de
rijkstelegraaf. De onderlinge verbindingen werden tot stand gebracht door tussenkomst van
telefonistes. In 1904 begon de rijkstelefoondienst plannen te ontwikkelen om lokale netten
aan te leggen. In het daarop volgende jaar begon men met de aanleg van nieuwe netten en
nam verschillende particuliere netten over. Met uitzondering van de netten Amsterdam,
Rotterdam en Den Haag waren in 1927 alle netten in exploitatie bij de rijkstelefoon. Pas in
1940 werden ook de netten in deze steden overgenomen.
Brouwershaven, interieur Post en Telegraafkantoor met telegrafist-kantoorhouder A Noteboom aan het
seintoestel Foto omstreeks 1900. Collectie Streekarchivariaat Schouwen-Duiveland en Sint Philips/and.
91