Ontwikkeling op Schouwen-Dniveland Op vrijdag 21 december 1877 vond te Zierikzee de gewone drie-maandelijkse vergadering van onderwijzers in het tweede schooldistrict van Zeeland plaats. Na de behandeling van de huishoudelijke zaken werd door de natuurkundige dr. Schuringa, leraar aan de H.B.S. te Zierikzee, een 'zeer duidelijke omschrijving en verklaring van de telephon gegeven'. Wanneer men op de eerste kerstdag van dat jaar de Zierikzeesche Nieuwsbode doorbladerde, dan kon men in de vorm van een ingezonden stuk een verslag van de verhandeling van dhr. Schuringa aantreffen. Men schreef over de 'telephon' of 'vèr-spreker' als 'dat geheimzinnige werktuig, waarover in de laatste weken zovele berichten van elders tot ons komen, wat is dat, en hoe en waardoor heeft zijn werking plaats?' Ten eerste gaf dhr. Schuringa een uiteenzetting 'voor hem die niet naar de verklaring vorscht, die slechts vraagt naar het hoe en niet naar 't waardoor.' Vervolgens werd een uitvoerige beschrijving gegeven van het toestel, van het principe, de werking en de praktische toepassing. De eerste proeven in het gebouw van de H.B.S. hadden uitstekend voldaan en een ietwat toverachtige indruk nagelaten. Op 18 januari hield dhr. Schuringa opnieuw een lezing, nu tijdens de departementsvergade ring van de Maatschappij voor Nijverheid. Deze vergadering werd gesloten met een woord van welverdiende dank aan de verdienstelijke spreker voor 'de uitstekende wijze waarop hij de aanwezigen in de geheimen had ingeleid van de voor velen geheel nieuwe vinding, die echter blijkens het meegedeelde reeds vele jaren bij de mannen van wetenschap bekend is geweest.' In de Zierikzeesche Nieuwsbode van 16 februari daarop volgend verscheen de volgende redactionele beschouwing over de telefoon: "Waren wij onlangs in de gelegenheid, door bemoeiing van den heer Dr. Schuringa alhier, den telephon verklaard en in werking te zien, en was dit laatste, uit den aard der zaak en der omstandigheden, nog altijd enigzins ongeregeld en gebrekkig, thans hadden wij het genoegen de inrichting en het gebruik van dit werktuig op meer gemakkelijke en doeltreffende wijze te zien toegepast. Dr. Schuringa heeft namelijk den telephone voor eigen huiselijk gebruik blijvend en duurzaam in zijne woning ingericht, en daaraan nog eenige hulptoestellen verbonden, dienende tot waarschuwing, gemak en regeling. Deze bestaan uit een electrischen wekker met element, sleutel en commutator, die zich bevinden in elk der twee vertrekken, waartusschen de communicatie plaats heeft en die op een afstand van ruim 30 meters gescheiden zijn door een tuin, verandah en ruim vertrek. Door dit een en ander, en door een zuivere en doelmatige combinatie, is de toestel tot een volledige, maar snel en ogenblikkelijk werkend stelsel van telegrafie of liever telephonie gemaakt. De werking is uiterst gemakkelijk en wezenlijk fraai en wij durven zeggen, dat door deze, alsnog misschien éénige inrichting, voor het oogenblik de uiterste volkomenheid bereikt is, die tot heden het gebruik van den telephon toelaat. Wanneer men daarbij bedenkt, dat de afstand naar willekeur bijna onbepaald vergroot kan v/orden, dan wordt bij het zien van deze inrichting terstond duidelijk, hoe de telephon zoowel op privaat terrein als tusschen uren vaneen liggende plaatsen als eene min kostbare, spoedige en gemakkelijke vervanging van den telegraaf kan toegepast worden. Wij zijn ervan overtuigd, dat de heer Schuringa volgaarne bereid is, om aan belangstellenden, die het verlangen daartoe te kennen geven, de gelegenheid te verschaffen om deze interessante inrichting ten zijnen huize te zien.' Op 21 februari reageert dhr. Schuringa per ingezonden stuk als volgt: 'Geachte Redactie! In een der laatste nummers van de Nieuwsbode werd gesproken over mijne inrichting van den telephon, en tenslotte de verwachting geuit, dat ik bereid zou zijn, die inrichting ook aan anderen te toonen. Naar aanleiding daarvan, neem ik de vrijheid U te kennen te geven, dat de gelegenheid tot die bezichtiging openstaat voor alle werkelijke belangstellenden, die zich 's 92

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1988 | | pagina 94