DE GARANCINE-FABRIEK TE ZiERIKZEE, 1846-1882 Een moderne industrie met milieuproblemen.* Johan Schot en Ernst Homburg Inleiding Gedurende eeuwen is de teelt van de meekrapplant een van de belangrijkste inkomsten bronnen van Schouwen-Duiveland geweest. Zeker vanaf de tweede helft van de veertiende eeuw werd meekrap aangeplant in Zeeland en ontwikkelde het eiland zich tot het belangrijkste centrum van de Zeeuwse meekrapnijverheid. De in zogenaamde „meestoven" gedroogde en gestampte wortels van deze plant werden naar ver over zee verscheept om als rode kleurstof te woren toegepast in de lakenververij en later in de katoenververij en -drukkerij. De welvaart die dit Schouwen-Duiveland bracht viel ook de stad Zierikzee ten deel. Zierikzee was als lokaal handelscentrum de schakel tussen de meekrapproducerende landbouwers en de centrale marktplaatsen Antwerpen, Bergen op Zoom en, later, Rotterdam. De stad was bekend om zijn strenge handhaving van de meekrapkeuren en herbergde in de 18e eeuw ook binnen haar eigen grenzen een vijftal meestoven. Tot de 19e eeuw maakte de meekrapnijverheid geen grote technische ontwikkelingen door. Toen echter na 1800 de chemie tot steeds grotere bloei kwam, veranderde dit. Men begon de, complex samengestelde, meekrapwortel met scheikundige middelen te ontleden en te onderzoeken en ontdekte dat de wortel opgebouwd was uit een groot aantal verschillende stoffen: kleurstoffen, suikers en (hout)vezelachtige stoffen. De laatste twee soorten verbindingen waren uiteraard voor het eigenlijke verfproces van geen betekenis en vormden, vooral bij het transport over grote afstanden, eerder een nutteloze ballast. Belangrijke ontdekkingen betreffende de chemische samenstelling van de meekrap werden gedaan door de Parijse apothekers Jean-Pièrre Robiquet (1780-1840) en Jean-Jacques Colin (1784-1865). In 1826 publiceerden zij voor het eerst in de geschiedenis een grondig chemisch onderzoek naar de verschillende kleurstoffen die in de wortel van de meekrap- plant aanwezig zijn. De belangrijkste hiervan noemden ze „alizarine". Op basis van dit onderzoek namen ze op 26 maart 1828 een Frans oktrooi voor 10 jaar op de bereiding van een meekrappreparaat met behulp van zwavelzuur: de garancine. Alizarine is een zuivere stof met een eenduidige chemische formule.1) Garancine echter was nog steeds een mengsel van stoffen. De behandeling met zwavelzuur zorgde ervoor dat een aantal ongewenste en voor het verven overbodige bestanddelen (vooral de suikers) uit de fijngemalen of -gestampte meekrapwortel verwijderd werden. Hierdoor werd de concentratie aan kleurstoffen in de garancine 3 a 4 maal hoger dan in het oorspronkelijke meekrappoeder. Dit had, zoals aangegeven, grote voordelen voor de export naar verre landen. Het gehalte aan alizarine in garancine was evenwel slechts 3%. De kleurkracht van 1 kilogram alizarine kwam overeen met die van 35 kilo garancine, en dit kwam weer overeen met aiim 100 kilo meekrap. De industriële bereiding van alizarine zou dus nog grotere economische voordelen op het gebied van opslag en transport hebben gehad. Technisch was de bereiding van alizarine uit meekrap echter zeer complex en tijdrovend. De stand van de techniek maakte, dat in de tijd van Robiquet en Colin een industriële produktie volstrekt uitgesloten moest worden geacht. De bereiding van alizarine uit meekrap is ook later economisch nooit rendabel gebleken. Wel werd, zoals we nog zullen zien, in 1868 een geheel andere bereidingswijze van de alizarine gevonden: de produktie met synthetisch-chemische methoden uit antraceen, een stof die zich bevond in een afvalprodukt van de licht)gasfabrieken. Hoewel meekrap en garancine beiden de alizarine als belangrijkste kleurstof bevatten, waren 61

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1988 | | pagina 63