Hiermee is de tijd en klimaat geschetst waarin ook Schouwen-Duiveland in aanraking kwam met de moderne communicatietechnieken. Optische telegraaf De vorm van telecommunicatie die de voorloper vormt van onze moderne communicatie middelen is de optische telegraaf. Dit systeem berust op het doorgeven van visuele signalen, welke werden doorgegeven via hoog opgestelde posten, bijv. op kerktorens. Meerdere posten achter elkaar vormden een zgn. telegraafroute. De onderlinge afstand van de posten was zo gekozen dat met behulp van een goede zeekijker de seinen van de naastliggende posten in de route duidelijk konden worden waargenomen. Alleen een begin- of eindpost in een route mocht een bericht statten. De overige, tussenliggende posten hadden slechts een doorgeeffunctie. Het spreekt vanzelf dat er vaak stagnatie in het berichtenverkeer optrad ten gevolge van de weersomstandigheden. Mist kon het doorgeven van berichten soms dagenlang onmogelijk maken. De Fransman Claude Chappe (1763-1805) ontwikkelde een mechanische luchttelegraaf, bestaande uit een hoog opgestelde ijzeren mast, voorzien van draaibare zijarmen, elk met een beweegbaar uiteinde. Met dit toestel konden 196 armstanden en dus evenzoveel tekens worden verwezenlijkt. Tegen het eind van de 18e eeuw staan er op vele plaatsen in Europa optische telegraafroutes opgesteld. In 1809 wordt Vlissingen genoemd als eindstation in de route Parijs-Rijsel- Duinkerken-Vlissingen. Ook Napoleon had ruime belangstelling en onderkende de mogelijkheden van de optische telegraaf. Na het vertrek van de Fransen werd de totale route ontmanteld. De Belgische opstand in 1831 was de aanleiding tot het oprichten van een optisch-telegrafische gemeenschap tussen Den Haag en de vestingsteden Breda en Den Bosch. Bij K.B. van 24 september 1939 werd opdracht gegeven deze telegrafische gemeenschap op te heffen en het materiaal onder militair opzicht op te slaan, zodanig dat dit middel van communicatie steeds gereed zal zijn. Op Schouwen-Duiveland bestond reeds voor de oprichting van de genoemde telegraafver bindingen een systeem van optische telegrafie. In mei 1794, meer dan acht maanden voorde Franse bezetting, gaf prins Willem V, stadhouder der Verenigde Nederlanden opdracht tot het oprichten van 27 kustseinposten, waarvan twee op Schouwen-Duiveland. De lokatie van deze posten is niet geheel zeker. Zij stonden echter op het hoogste punt en moesten ook buitengaats goed waarneembaar zijn. Vandaar dat we mogen aannemen dat één van de posten zich op de Sint Lievensmonstertoren bevond. De berichten werden m.b.v. vlaggen, wimpels en kanonschoten doorgeseind, 's Nachts werd gebruik gemaakt van vuurpotten en teertonnen. Het verschijnen van deze seinposten op Schouwen-Duiveland betekende ook de introductie van een nieuw beroep, n.l. dat van seinmeester. Op 20 februari 1795 wordt Jan van IJsselsteijn, rentmeester beoosten de Schelde, door het gemeentebestuur van Zierikzee toestemming verleend de seinmeesters voor rekening van de stad uit te betalen. 22 Maart daarop volgend worden de burgers Jan van IJsselsteijn en Bonifacius Cau door de raad van Zierikzee bevoegd verklaard tot het aanstellen en doen beëdigen van seinmeesters binnen deze stad en eilanden. Zij zijn het ook die de orders voor dag- en nachtseinen ontvangen. Verder dienden zij samen te werken met burger Samuel Boei je, lid van het comité der Defensie. Tenslotte moeten zij ernaar streven alles naar de bevelen van generaal de Winter, Adjudant-Generaal der Marine van de Bataven te doen verlopen. Het uitbetalen van de lonen van de seinmeesters door de gemeente Zierikzee is maar van korte duur geweest. Dit blijkt o.a. uit de correspondentie van de eerder genoemde Van IJsselsteijn en burger Dibbits met de raad van Zierikzee. Van IJsselsteijn en Dibbits worden door de raad betiteld als 'Directeuren der Telegraphen'. Deze hadden volgens de resoluties 80

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1988 | | pagina 82