Bovendien gaf men zich moeite om de boerenerven en dorpskernen van meer beplanting te voorzien. Het landschap is hierdoor wat intiemer geworden en het contrast tussen het platte en de rand van Schouwen is geaccentueerd. Het duidelijkst blijkt dit verschil in de omgeving van Kerkwerve en Noordwelle. Een zeer grote verandering onderging ook het stelsel van binnendijken in het gebied van de vroegere Gouwe. Hier was vóór 1953 een stelsel van op korte onderlinge afstanden gelegen binnendijken aanwezig, die de geleidelijke stapsgewijze inpoldering van de verlandende Gouwe markeerden. Door hun fraaie begroeiing vormden ze samen met de tussengelegen smalle polders een kleinschalig landschap (de naam Al te Klein- polder spreekt boekdelen). Het grootste deel van deze dijken werd tijdens de herverkavelingswerken onverhoeds opgeruimd. Slechts enkele doorgaande dijken, die als tweede waterkering nog een waterstaatkundige functie behielden, bleven gespaard, en op sommige plaatsen zijn nog enkele toevallige losse eindjes blijven liggen. Trouwens, ook op andere plaatsen, bij Brouwershaven, Zonnemaire en Sirjansland, zijn dijken geslecht. Uit oogpunt van landschapszorg is deze ingreep onvergeeflijk. Dat het overstroomde polderlandschap opnieuw moest worden ingericht, was duidelijk, al had het ook op een andere manier gekund, maar voor het slechten van de binnendijken was geen enkele noodzaak aanwezig. Zoals gezegd waren deze dijken uit oogpunt van landschap en vegetatie bijzonder fraai. Merkwaardigerwijs zijn de meeste overgebleven dijken na de herverkaveling ook niet meer beplant, zodat het landschap hier een stuk kaler is geworden dan vroeger. In het landschapsplan van Benthem was beplanting van de dijken wel voorzien. Tegen deze herplant bestonden echter bezwaren bij de waterschaps- en polderbesturen, omdat boombeplanting nadelig zou zijn voor de functie van tweede waterkering. Alleen de Bettewaardsedijk en de Sasdijk, die een dergelijke functie niet hadden, zijn wel beplant, de Bettewaardsedijk onlangs weer met iepen. Van de herverkaveling werd ook gebruik gemaakt om niet minder dan 224 boerderijen te verplaatsen naar gunstiger situaties. Een deel daarvan was tengevolge van de ramp geheel verwoest of ernstig beschadigd, zodat toch een totale herbouw noodzakelijk was. Verder werden vooral boerderijen verplaatst, die nog in de dorpskommen gesitueerd waren. Dit gebeurde voornamelijk op Duiveland, met name uit de dorpen Nieuwerkerk, Ouwerkerk en Oosterland. De boerderijdichtheid van het platteland van Duiveland is dus door de herverkaveling aanzienlijk toegenomen. Op Schouwen vond min of meer het omgekeerde plaats. Daar verdween een aantal bedrijven door sanering, met het gevolg dat de boerderijdichtheid juist afnam. Op het hele eiland nam het aantal boerenbedrijven in de periode 1953-1963 af van 1253 tot 1089. Het aantal kavels verminderde in diezelfde tijd van 6983 tot 2554! De allerlaatste streekeigen Schouwse stolp was in 1953 verloren gegaan. Ook voor het aanzicht van de steden en dorpen hadden de ramp en de herverkaveling diepgaande gevolgen. Veel karakteristieke bebouwing was ernstig beschadigd en moest worden vervangen, wat soms een belangrijke invloed had op het dorpssilhouet. In Ouwerkerk werd de gothische dorpskerk, waarvan de monumentale toren al in de oorlog was verwoest en vervangen door een moderne koepelkerk, die in elke willekeurige plaats in Nederland zou kunnen staan. Gelukkig heeft de nieuwe toren wel een markant silhouet. In Sirjansland werd het zwaarbeschadigde laat-middeleeuwse zaalkerkje door een onopvallend nieuw gebouwtje vervangen. Nog ernstiger was de ingreep in Eikerzee. Het aardige zaalkerkje werd na de ramp onverhoeds afgebroken en niet meer vervangen; een nieuwe kerk werd in Scharendijke gebouwd. Mede omdat de dorpsweg door Eikerzee aanzienlijk werd verbreed, is dit 98

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1989 | | pagina 100