Veel kleine landschapselementen waren in en na de ramp opgeruimd, maar in elk geval was er intussen ook één bijgekomen: De Maire. Hiertoe behoorde het terrein van het in de oorlog veiwoeste Heerenhof te Oosterland met het aansluitende bos en een ten zuiden daarvan gelegen gebied van kreken en lage weilanden. De eigenaar, de heer F. A. L C. baron Schimmelpenninck van der Oye had al in 1945 besloten om dit gebied geheel als natuurgebied in te richten, voor die tijd een pioniersdaad. Het werd omgeven met een ringdijk, waardoor het een geheel onafhankelijke waterhuishouding kreeg. In het kader van de herverkaveling werd aan de eigenaar nog een aansluitend stuk toegewezen ter compensatie van zijn eigendommen bij Ellemeet en aan de Lage Rampaartseweg. In dit gebied werd in 1954 een nieuwe eendenkooi gesticht. Mede door het vrijwel volledige isolement (het gebied is volledig afgesloten voor het publiek) is De Maire een dorado voor watervogels geworden. Een nieuw element in het landschap vormen ook de in 1953 ontstane kreken bij Schelphoek en Ouwerkerk. De oevers hiervan zijn door Staatsbosbeheer gedeeltelijk bebost. Voor een groot deel hebben deze kreken een recreatieve bestemming gekregen. In het Schelphoekgebied is ook een niet-toegankelijk deel als natuurreservaat gespaard en dit gebied vormt een mooie compensatie voor de verloren gegane Heertjesinlaag en een nieuwe schakel tussen de inlagen. Aansluitend op het dijkherstel na de ramp werd reeds in 1954 het Dijkwater ingedijkt. Het grillig gevormde dijkenstelsel langs deze inham was in 1953 op verschillende plaatsen zwaar beschadigd of doorgebroken (Stevensluis!), zodat men het ter wille van de veiligheid beter vond de inham geheel af te sluiten. Hierbij ging een prachtig schorrengebied verloren, zonder dat daar veel woorden aan werden vuilgemaakt. Het ingepolderde gebied leverde evenwel naast een aantal akkers ook een schitterend complex van kreken en graslanden op, dat zich heeft ontwikkeld tot een der mooiste watervogelgebieden van de delta. Helaas werden ook hier de binnendijken grotendeels opgeruimd. Een nieuw landschapselement, dat langzamerhand in het poldergebied is doorgedrongen, is het recreatielandschap. Vooral langs de Grevelingen zijn verschei dene nederzettingen ontstaan, al dan niet aansluitend aan de bestaande kernen, die in eerste instantie bedoeld zijn voor verblijfsrecreatie en dus het grootste deel van het jaar vrijwel onbewoond zijn. De opzet door projectontwikkelaars, waarbij snelle verkoop het enige doel is, waarborgt geen bijzondere aandacht voor het landschap. Het grootste complex, Den Osse, is een vormeloos agglomeraat van huisjesterreinen geworden. Kleinere complexen ontstonden bij Scharendijke, Ellemeet en Ouwerkerk. Het meest pretentieuze van opzet is Aquadelta; hier heeft men in elk geval een redelijk geslaagde poging gedaan om een eigen dorpscentrum te creëren. De grote verwachtingen zijn hier niet helemaal uitgekomen; een groot gebied ten westen van dit complex is in afwachting van verdere ontwikkelingen reeds met groensingels beplant. Hiermee zijn de belangrijkste ontwikkelingen in het polderland van de laatste 50 jaar geschetst. Alleen moet nog vermeld worden de uitbreiding van het wegennet in aansluiting op de deltadammen. Deze volgen echter grotendeels het bestaande wegenpatroon, zodat ze geen grote ingrepen in het landschap hebben veroorzaakt. Een uitzondering is de weg Serooskerke-Brouwersdam, die het vers verkavelde landschap op wrede wijze doorsnijdt. De duinen en de binnenduingebieden: de gevolgen van de recreatiegolf De Kop van Schouwen was vóór de tweede wereldoorlog al een geliefd vakantieoord. De dorpshotels waren al helemaal op de toerist ingesteld, er verschenen zomerhuisjes langs de Hoge weg, de Hogezoom en de Laone, en zelfs werd een luchtverbinding 101

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1989 | | pagina 103