Rotterdam-Haamstede-Vlissingen-Knokke geopend. „Nu is ook de KLM gekomen", schreef dr. P. H. Ritter jr. in 1938, „die ons in een aantal minuten van Rotterdam op het zenuwsterkende Schouwen brengt. Het is te merken, want het is 's zomers drukker en vrolijker dan ooit in Zierikzee." Die drukte zal niet alleen te danken zijn geweest aan die enkele tientallen luchtreizigers, maar de groei zat er blijkbaar in. Toch was voor onze begrippen die recreatieontwikkeling nog maar uiterst bescheiden. De bebouwing sloot nog geheel aan bij de bebouwde kommen en de bestaande wegen. Alleen Nieuw- Haamstede begon zich, onder invloed van de aanwezigheid van het vliegveld, tot een aparte nederzetting te ontwikkelen. In de Staatsduinen bij Westenschouwen had de bebossing van de buitenduinen al vrijwel zijn tegenwoordige omvang bereikt. Sinds 1923 had men hier ter voorkoming van verstuiving grote percelen naaldhout ingeplant. Tengevolge van het uitbreken van de oorlog werd deze bebossing niet verder voortgezet. Voor het overige waren de buitenduinen nog in volle dynamiek. Naast uitgebreide stuifduinen kwamen nog volop vochtige duinvalleien met duinmeertjes voor, waarin verschillende eendensoorten, rietzanger, blauwborst en dodaars voorkwamen. Ook de grutto broedde nog in de duinen, evenals de grauwe kiekendief (nu als broedvogel uit het Deltagebied verdwenen) en de wulp. Het binnenduin bestond grotendeels uit duingrasland en - in de meer vochtige gedeelten - uit elzenmeten. Deze laatste waren in de jaren dertig al op hun retour en waren al voor een deel vervangen door boomgaarden. Dit gold vooral voor de gebieden langs de Hogezoom, Kloosterweg en Vertonsweg. Het bijzondere van dit gebied was de geweldige rust. Weliswaar werd het binnenduin voor een groot deel agrarisch gebruikt, de graslanden werden beweid, er waren kleine akkers en de elzenmeten, maar het gebruik was zeer extensief en men zag er slechts zelden mensen. Mede door de grote afwisseling van droge en vochtige gebieden, grasland en struweel was het een ideaal en rijk vogelgebied. Een ongelukkige ingreep was de aanleg van de trambaan van Renesse naar Haamstede in 1914/15 geweest. Deze was op enkele honderden meters ten noordwesten van de Hogezoom dwars door ongerept gebied getrokken. Nu viel de verstoring door de tram, enkele malen per dag, nog wel mee, maar veel erger werd dit toen in 1940 naast de trambaan de Vroonweg werd aangelegd. Een brede zone van het binnenduin kwam nu onder de invloed van het verkeer en er was een barrière ontstaan tussen de vroongronden langs de Hogezoom en de andere duinen. Uiterst belangrijk zijn de veranderingen in de waterhuishouding geweest, zowel in de binnen- als in de buitenduinen. Drie effecten hebben daarbij een rol gespeeld: de drinkwatervoorziening, de bebossing en de ontwatering van het agrarisch gebied. Samen hebben ze ertoe geleid dat de duinen aanzienlijk droger zijn geworden. De drinkwatervoorziening kwam op Schouwen-Duiveland pas laat tot stand. In 1930 werd het pompstation „De Blinkert" gebouwd, genoemd naar een spectaculair stuifduin dat van verre over het eiland zichtbaar was, maar inmiddels ook is vastgelegd. De wateronttrekking leidde al spoedig tot een verkleining van de zoetwaterlens en verlaging van de grondwaterstand, waardoor de vochtige duinvalleien verdroogden. Ook de bebossing leidt tot verdroging. De natuurlijke verdamping van een dennenbos is namelijk veel groter dan die van een gewone duinvegetatie, zodat er een extra hoeveelheid water aan de duinen onttrokken wordt. Bij de aanleg van de bossen had men zich dat niet gerealiseerd, maar de invloed van het bos is tot in de wijde omtrek merkbaar geweest. De totstandkoming van de bemaling van de Polder Schouwen in 1877 had al een 102

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1989 | | pagina 104