In het voorgaande is veel aandacht gewijd aan de eilandelijke verbindingen met het „vaste land". Dat ligt voor de hand, want zij waren onmisbaar. Al moet worden geconstateerd dat verbeteringen nooit tot ingrijpende veranderingen in het leefpatroon hebben geleid. Tot de oorlogsjaren toe is de samenstelling van de bevolking niet of nauwelijks gewijzigd. Immigratie uit Goeree-Overflakkee of uit de overige Zeeuwse eilanden kwam nauwelijks voor. De werkgelegenheid gaf daartoe trouwens geen aanleiding. Kortom, het eiland bleef in hoge mate op zichzelf aangewezen. Er waren achttien gemeenten. Zij kwamen voort uit de middeleeuwse ambachtsheerlijkheden. Typische plattelandsgemeenten dus, met dien verstande dat in Bruinisse de visserij vanouds een karakteristieke bestaansbron vormde, dat Brouwershaven als „smalstad" - een stad zonder zetel in de Zeeuwse Staten - een andere voorgeschiedenis heeft en dat de stad Zierikzee haar centrale positie had en hield. Aard en omvang der gemeenten leidden er toe dat de gemeentelijke werkzaamheden Het dagelijks bestuur van het Waterschap Schouwen bij het zojuist gereedgekomengemaal "Schelphoek", 1952. Van links naar rechts: C. A Boogerd, T. B. van derStraaten (hoofd technische dienst),]. Klompe voorzitter P. L. Vis, H. J. GastJ. der Weduwen en A C. Hartog (griffier). Het gemaal werd verwoest tijdens de watersnoodramp van 1953- Coll. Streekarchivariaat Schouwen -Duiveland en Sint Philipsland) 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1989 | | pagina 10