Een na-oorlogs fenomeen was de explosieve toeneming van het toerisme. Dat begon in
de jaren vijftig en nam steeds ongekender vormen aan. De gemeente Westerschouwen
met een inwonertal van ruim vijfduizend groeit in de vakantietijd tot zestig a zeventig
duizend. Dat heeft gevolgen niet alleen voor die gemeente, maar voor heel het eiland.
Niet alleen in Westerschouwen zijn de campings te vinden. Daarnaast hebben bijna alle
gemeenten op Schouwen-Duiveland thans hun jachthaven. Van dat alles was een halve
eeuw geleden nog amper sprake.
Zierikzee, met zijn rijke geschiedenis, destijds - na Middelburg - tweede stad van
Zeeland, heeft gelukkig veel van zijn oude grootheid bewaard. In verhouding tot het
inwonertal heeft het - behalve Marken - het grootste aantal monumenten van alle
gemeenten in Nederland. Dat zal wel verband houden met de geringe activiteiten die
het in de vorige eeuw vertoonde. Van de achttien kastelen en oude buitenplaatsen die
op Schouwen-Duiveland te vinden waren, resteren er slechts twee: Haamstede en
Moermond. Maar, ook nog tot in het midden van deze eeuwwas in bestuurlijke kringen
de urgentie tot het instandhouden van monumenten niet ten volle doorgedrongen. In
1958 prijkte op de begroting van onderwijs, kunsten en wetenschappen een bedrag van
tien miljoen voor monumentenzorg, op een totale rijksbegroting van acht miljard; niet
veel dus!
En voor Zierikzee, waar herstel van de stadspoorten en van het stadhuis hoogst urgent
was, viel daarvoor in Den Haag geen cent los te krijgen. In arren moede is toen aan de
gemeente Rotterdam, die in de oorlog immers beroofd was van haar monumenten, om
hulp gevraagd. En zowaar, Rotterdam was bereid het vereiste teken- en opzichterswerk
voor zijn rekening te nemen. Niet alleen betekende dat een financiële ondersteuning,
het was ook een morele stimulans. Tot in lengte van jaren is die hulp voortgezet.
Regelmatig kwam het gemeentebestuur van Rotterdam zijn beschermeling bezichtigen.
Bij één van die gelegenheden herinnerde „stadsarchivaris" Van Beveren er in sappig
Zeeuws aan, dat de „kraemkaemer" van Rotterdam's bloei in Zierikzee was te vinden;
daar immers was Pieter Caland, de man van de Nieuwe Waterweg in 1826 geboren. En hij
wees meteen het geboortehuis aan. Niet voor niets is één van de klokken van het nieuwe
carillon in de stadstoren voorzien van het opschrift:
Ik zing de lof van Rotterdam.
Dat Zierikzee ter hulpe kwam.
Rotterdam's steun gaf mede de stoot tot de grote restauraties. In 1960 kwam de
Monumentenwet tot stand. Van toen af is er in stad en lande veel gebeurd aan het in
stand houden van monumentale gebouwen, huizen en zomeer.
Niet onvermeld kan blijven de Muziekschool, tot leven gebracht door de onvermoeibare
Jac. M. Luykenaar. Het in oude stijl gebouwde huis van burgemeester Fokker van
Zierikzee op het Havenplein was zijn hoofdkwartier; vandaaruit heeft hij het plaatselijke
en eilandelijke muziekleven omhoog gebracht en gestimuleerd. Hij was één van
degenen die op de eilandelijke erelijst van de laatste halve eeuw thuishoren.
Er is on-be-schrijflijk veel veranderd in die periode. Stad en Lande zijn vernieuwd. Het
isolement bestaat niet meer. De mogelijkheden voor een ieder zijn haast onbeperkt
geworden. De wegen en de stranden zijn volgeraakt. Enkele accenten daarvan zijn in het
voorgaande aangegeven: van de handkar naar de computer. Maar toch: van Fitter's
Zeeuwsche Stroomen valt nog altijd te genieten.
20