Restauratie Vóór 1939 was er op Schouwen-Duiveland nog maar weinig sprake van restauratie activiteit naar onze huidige opvatting, vooral in de sector van het kleine monument. Al werd er regelmatig opgeknapt en verbouwd, en dat zeker ook wel met als uitgangspunt behoud en waar nodig herstel van het oude. In de afgelopen decennia is het aantal restauraties enorm toegenomen. Praktische gezichtspunten kwamen daarbij naar voren, zoals het zo vaak vereiste compromis tussen historie en eigentijds gebruik. Maar ook afgezien daarvan is bij het restaureren, onder opzicht en met subsidies, de manier waarop een punt apart waarover de ideeën verschillen. Uitgangspunt is ook op Schouwen-Duiveland wel geweest het te rugbrengen tot oude luister, om de standaardterm te gebruiken. Maar terecht wordt wel de vraag gesteld: moet men verdwenen oud nu wel terugbrengen? Waarom zou je aan een gebouw niet mogen zien dat het heel wat beleefd heeft in de loop der eeuwen? Er is dan ook in toenemende mate verzet gerezen tegen de praktijk van het verwijderen van latere toevoegsels, en tegen het terugrestaureren van een gebouw tot een allang niet meer bestaande situatie. Velen beschouwen dit als een vorm van geschiedvervalsing. Er liggen hier echter wel problemen. Niemand is er op tegen als herstel impliceert het ongedaan maken van evidente verminkingen, maar het is soms moeilijk aan te geven waar de grens ligt tussen het een en het ander: ongedaan maken van verminkingen en het eigenzinnig terugbrengen tot een al of niet vermeende oudere vorm. Trouwens, ook het laten voortbestaan van latere wijzigingen en toevoegingen, zoals tegenwoordig veelal bepleit, kan het karakter aannemen van eigenzinnigheid. Er is niet één standaardformule. Elk geval heeft recht op een eigen beoordeling. Veel hangt bij de beslissing over de te volgen weg af van de gegevens die het oude gebouw nog in zich bergt en van betrouwbaar beeldmateriaal. Maar evenzeer is soms een factor het karakter van de omgeving. Het herstellen van oude vormen kan gerechtvaardigd zijn, speciaal bij grote monumenten die bij hun geboorte sterk het stempel van een bepaalde stijl meekregen, maar het kan misplaatst zijn als het gebouw in kwestie er in sterke mate door vervreemdt van zijn omgeving. Al met al behoort restauratie op het gebied van de bouwkunst tot het moeilijkste wat er is. Het is een bezigheid waar kunde, kunst en wetenschap aan te pas komen en die smaak en kennis vergt, op het gebied van de architectuur en stedebouw, maar niet minder op dat van de geschiedenis van het bouwen. Die vraagt om gevoel voor de samenklank in één gebouw van bouwwijzen uit verschillende perioden en om besef van de cultuurwaarde die in het geding is. Bij het geven van voorbeelden willen we achtereenvolgens aan de orde stellen de restauratie van de kerk te Brouwershaven, die van woonhuizen, daarbij ook woonhuizen die de functie van winkel gekregen hebben, tenslotte ook die van het kasteel Moermond te Renesse, een uitzonderlijk monument waar ook een archeologisch monument deel uitmaakt van het complex. De jaren na de tweede wereldoorlog en de watersnoodramp vormen pieken in de restauratie-activiteit. Grote monumenten, zoals het kasteel te Haamstede, het slot Moermond te Renesse en de kerken en raadhuizen in de diverse gemeenten gingen daarbij voorop.5) Van de kleinere raadhuizen bleef weinig over, vooral ten gevolge van de gemeentelijke herindeling per 1 januari 1961.6) Van de kleinere monumenten vermelden de bronnen voor de jaren zestig een aantal meer bekende panden, zoals het zogenaamde Tempelierenhuis en De Witte Swaen te Zierikzee, het huis het Anker te Haamstede en de Conyers of De Potterehuisjes te Noordgouwe. Vanaf 1961 nemen de restauraties in de categorie woonhuizen ernorm toe. 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1989 | | pagina 28