Beknopte literatuuropgave De monumentenzorg komt voort uit de interesse voor het Nederlandse bouwkundig erfgoed tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw. In de bouwkundige tijdschriften werden toen veel beschrijvingen en afbeeldingen gepubliceerd van gebouwen die men kenmerkend achtte voor de Nederlandse cultuur. De beschrijvin gen, bedoeld om de aandacht te vestigen op de karakteristieke bouwkunst, mondden vaak uit in een pleidooi voor het behoud ervan. Ook de architectuur van Schouwen- Duiveland had hierin een plaats, getuige de vermelding van 'Huis de Mossel' te Zierikzee in het Verslag van de Commissie Overblijfsels der Vaderlandscbe Kunst, 1870 en de publikatie van diverse opmetingstekeningen in de Afbeeldingen van Oude Bestaande Gebouwen. In het begin van de twintigste eeuw werden in het Bouwkundig Weekblad en De Bouwwereld een aantal artikelen gepubliceerd over de bouwkunst in Zierikzee. Sprekende titels als Vandalisme' over de verminking van de geveltop van 'De Ster in het Oosten', en 'Ontsiering te Zierikzee', respectievelijk in 1910 en 1919 gepubliceerd in De Bouwwereldwijzen er bovendien op dat er al in een vroeg stadium sprake was van een bouwkundige visie op welstand en beunhazerij. Een andere kategorie tijdschriften waarin de Nederlandse bouwkunst een belangrijke plaats inneemt zijn het Oudheidkundig jaarboek/Bulletin (K)NOB en Heemschut, uitgegeven door respectievelijk de Nederlandse Oudheidkundige Bond opgericht in 1899 en de bond Heemschut, opgericht in 1911. Deze bladen zijn, overeenkomstig het karakter van beide verenigingen eerder van oudheidkundige en oudheidminnende dan van bouwkundige aard. Naast de 'vaktijdschriften' spelen de regionale dagbladen een belangrijke rol, met name voor wat betreft de actuele problematiek en de publieke opinie met betrekking tot specifieke bouwwerken. Voorbeelden zijn de berichten over de Nieuwe Kerk te Zierikzee in de jaren twintig en de artikelen betreffende verbouwing of afbraak door P.D. de Vos in de Zierikzeesche Nieuwsbode. De bulletins van heemkundige verenigingen, zoals de Kroniek van het Land van de Zeemeermin, moeten eveneens niet worden onderschat in importantie omdat zij getuigen van inzet voor het behoud van het kleine, vaak beeldbepalende monument, dat vaak verloren dreigde te gaan toen er nog geen sprake was van wettelijke bescherming. Na 1940 verschijnen in allerlei bladen en bulletins steeds meer artikelen in verband met de grote gebeurtenissen die plaatsvonden. De watersnoodramp en de wederopbouw hebben daarna duidelijk tot een stroomversnelling geleid. Het herstel van schade vormde de aanleiding voor een groot aantal restauraties. Het Bulletin NOB uit 1948 en 1949 en het Bulletin KNOB uit 1953 doen hier opgave van, zowel in lijsten als in afzonderlijke berichten. De totstandkoming van de monumentenwet en de consequenties daarvan was een item dat vervolgens aan de orde werd gesteld, bijvoorbeeld in 'Zierikzee en de Rijksbegro ting', 'Zierikzee stelt uitbreiding van de monumentenlijst voor', Heemschut 1959 en 1963. De lijsten met restauraties die tot 1974 jaarlijks gepubliceerd werden in het Bulletin KNOB geven een beeld van de grote toename in restauraties in de jaren zestig, hoewel de cijfers bij nader onderzoek niet altijd overeenstemden met de werkelijke jaartallen. Vanaf 1974 is deze informatie, maar minder gedetailleerd omdat in hoofdzaak 'grote' restauraties genoemd worden, te vinden in het jaarverslag van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg De monumenten van Schouwen-Duiveland hebben door de jaren heen ook hun plaats gehad in publikaties 'in groter verband', bijvoorbeeld De historische schoonheid van 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1989 | | pagina 41