Vijftig jaar economische ontwikkeling op Schouwen-Duiveland door drs. M. C. Verburg Vóór 1940 Het eiland Schouwen-Duiveland heeft een rijke, bewogen historie. Het bezat al vroeg een eigen economisch "gezicht". In de middeleeuwen lag Zierikzee op een kruispunt van verbindingen, van noord naar zuid en van oost naar west. De handel bloeide, er was contact met geheel Europa en in het bijzonder met de Hanzesteden. Naast de handel was ook de haringvisserij van belang. Het water echter, dat tot de bloei van Schouwen-Duiveland zo veel had bijgedragen, betekende later verval. Aanvankelijk de opkomst van de stapelmarkt in Amsterdam, later de verbetering van het transport en de concentratie van de industriële bedrijvigheid in grote bedrijven, deden afbreuk aan de positie van Schouwen-Duiveland. De geïsoleerde ligging werd in een tijd van weg- en spoorwegverkeer en van grote zeeschepen een rem op de economische ontwikkeling. De handel verdween van het eiland. Later gingen talrijke bedrijven (meekrapbedrijven, korenmolens, stijfselfabriekjes) eveneens voor Schouwen-Duiveland verloren. Het eiland werd daardoor een agrarisch gebied met achteruitlopende bevolkingsomvang. Het gevolg van deze ontwikkeling was dat Schouwen-Duiveland - en heel Zeeland - slechts een gering aandeel had in de industriële ontwikkeling die in Nederland - later dan in de omringende landen - omstreeks 1870 inzette. Kan de staatkundige eenwording van ons land in het algemeen worden gedateerd in de Franse tijd, rond 1800, van een economische eenheid was nog bij lange na geen sprake.1) Het zou tot de jaren zeventig van de vorige eeuw duren alvorens er sprake was van een infrastructurele integratie en dan nog voornamelijk in het westen. Zo was omstreeks 1865 een spoorringlijn in dit gebied operationeel, welke als belangrijkste uitloper een lijn naar Twente had. Tussen 1865 en 1885 ontstond het netwerk dat ook thans nog in hoofdlijnen van kracht is. Het dichte netwerk van waterwegen werd pas gedurende de veertig jaren vóór de Eerste Wereldoorlog tot een landelijk netwerk gemaakt. (Door de aanleg van het Voomse kanaal ten tijde van koning Willem I heeft Brouwershaven enige decennia als een soort voorhaven van Rotterdam gefunctioneerd. Door de aanleg van de Nieuwe Wateiweg in 1873 kwam aan deze stuwende bedrijvigheid een eind.) Bij de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden was er minder dan 500 kilometer straatweg beschikbaar. Vooral onder koning Willem I werden stappen gezet naar een landelijk wegenstelsel. Het verkeer werd echter sterk belemmerd door tolheffingen die op de rijkswegen pas in 1899 werden afgeschaft. Eerst omtrent de eeuwwisseling deed de electrische tram haar intrede in ons land. Schouwen-Duiveland kreeg in 1900 zijn lijn Brouwershaven-Zierikzee-Zijpe-Anna Jacobapolder met aansluiting op het Noordbrabantse net en met vele stopplaatsen. In 1915 werd de lijn van Brouwershaven naar Burgh verlengd. De impuls hiertoe ging uit van het zich in het laatste kwart van de vorige eeuw zeer krachtig ontwikkelende Rotterdam dat zich een band schiep met het eilandengebied en o.a. in Zierikzee en bijvoorbeeld Brielle en Middelharnis "satelietsteden" stimuleerde. Schouwen-Duiveland had, doordat veerdiensten de schakels vormden met het lande- 41

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1989 | | pagina 43