sen gekozen vanwege de centrale ligging in het Deltagebied. Daarnaast speelt de aantrekkelijke woon- en recreatie-omgeving een rol. Interessant is de vergelijking van de percentages werkenden in de industrie exclusief de bouwnijverheid - bron Kamer van Koophandel in verschillende gebieden in Zuidwest- Nederland omtrent 1980. Hoekse Waard 26 Voome-Putten 20 Goeree-Overjlakkee 15 Schouu 'en -Duiveland 12 Midden-Zeeland 25 Hoe dichter het gebied is gelegen bij het Rijnmondgebied, hoe hoger het percentage industrieel werkenden. Midden-Zeeland, relatief dichter bevolkt dan het midden gebied, heeft weer een sterker autonoom industrieel karakter. Voor wat de bouwnijverheid betreft zijn de cijfers voor Schouwen-Duiveland tot 1987 gunstig vertekend ten gevolge van de werken aan de Oosterscheldedam, zoals hiervoor reeds bleek. Uit het voorgaande kwam al naar voren dat de stuwende dienstensector vooral met de recreatieve ontwikkelingen op gang is gekomen. Vóór het rampjaar 1953 was er van massale recreatie in Zeeland nauwelijks sprake. Thans bedraagt het aantal toeristische slaapplaatsen in deze provincie 12 procent van die in Nederland.4) Tussen 1951 en 1961 namen de toeristische uitgaven in Zeeland met 500 procent toe. Het aantal overnachtingen in de provincie bedroeg in 19571 miljoen, in 1965 4 miljoen, in 198113,4 miljoen en in 1986 15 miljoen. De prognose van P.P.D. enE.T.I.hieldhetin 1975 op 10 miljoen; dat is dus aardig uitgekomen. Met de verwachting van het verzadigingsniveau in 1995 van 17,5 miljoen, zoals uitgesproken in het Provinciaal beleidsplan voor recreatie en toerisme (1984), is dus slechts nog een geringe groei te verwachten. Het aandeel van Schouwen-Duiveland in het verblijfstoerisme van Zeeland beliep vrijwel constant ongeveer een kwart. Daarmee kan het verblijfstoerisme in dit gebied mede berekend op basis van het aantal slaapplaatsen van 55 000 a 60.000 ruwweg gesteld worden op 3 3A miljoen in 1986 en een kleine 4 'h miljoen in 1995. Het Provinciale beleidsplan berekent voor geheel Zeeland voor 1986 op grond hiervan ongeveer 6500 manjaren directe (8200 arbeidsplaatsen) en in totaal 10.000 manjaren indirecte werkgelegenheid in de dienstensector. De eerder geplaatste werkgelegen heidstabel gaf voor 1955 2440 manjaren in de dienstensector en voor 1980 5023. De groei tussen 1955 en 1988 met ongeveer 2800 manjaren in de dienstensektor correspondeert ongeveer met voorgaande kengetallen. In totaal zou dit neerkomen op een omzet van 15A miljard, zulks met inbegrip van het watersporttoerisme, dat door de betere bereikbaarheid en bevaarbaarheid enorm is toegenomen. In 1982 bedroeg het aantal ligplaatsen in Zierikzee, Schelphoek, Scharendijke, Den Osse, Brouwershaven en Bruinisse bijna 2600.5) Over het dagtoerisme zijn niet zoveel gegevens beschikbaar. In 1962 bedroeg het percentage dagbezoekers aan de stranden van Schouwen 12 procent, in Voorne 83 procent en op Walcheren 46 procent van het totale strandbezoek. Waarschijnlijk ligt Schouwen Duiveland thans tussen de laatste percentages in. Met name aan de Brouwersdant en het Grevelingenstrand en Neeltjejans is dit merkbaar. Dit typeert de in de regionale economie bekende wet van de "inverse distance relationship", dat wil zeggen een regionaal-economisch effect is - positief of negatief omgekeerd evenredig aan het kwadraat van de reisafstand. Met de komst van de 50

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1989 | | pagina 52