afgevoerd moesten worden waren vooral landbouwprodukten, zoals bijvoorbeeld hooi, vlas en aardappelen, suikerbieten en granen. Aangevoerd per schip werden ondermeer: bouwmaterialen, kunstmest, kolen en olie. Jaarlijks kwamen er enkele zeeschepen in Zierikzee uien laden, die vooral naar Engeland uitgevoerd werden. De havens lagen op korte afstand van de producenten van landbouwprodukten, die deze produkten veelal met paard en wagen naar de (landbouw)havens brachten, Reizigersvervoer op en naar SchouwenDuiveland was voor het grootste deel in handen van de Rotterdamsche Tramweg Maatschappij met de veerdiensten van Numansdorp naar Zijpe en van Anna Jacobapolder naar Zijpe. Tevens exploiteerde de R.T.M. een tramlijn vanaf Zijpe via Zierikzee en Brouwershaven naar Burgh. Ook hield deze maatschappij zich bezig met goederenvervoer en veevervoer met goederen- en veewagons op veer en sleepboten. Voor groenten en fruit was een vrachtwagendienst via Zijpe en de Moerdijkbrug naar Rotterdam ingesteld. Naast de genoemde veerdiensten van de R.T.M. waren er in 1939 veren tussen Schouwen Duiveland en alle omringende eilanden en het vasteland. De vervoerscapaciteit verschilde sterk: van enkele passagiers met fietsen, zoals bij Maas en Berrevoets met een kleine motorboot, tot tientallen passagiers en een tiental auto's bij de Provinciale Stoombootdienst over de Oosterschelde met het motorschip „Luctor et Emergo" of tientallen mensen met de „Minister Lely" van de R.T.M. naar Numansdorp (zie kaart en bijlage 1). Stoomtram RTM in Schnddebeurs ca 1910). ColL C. P. Pols) Er waren dus diverse mogelijkheden om te reizen. Hoe zag de tijdgenoot het werkelijk? Hieronder volgt een reisverslagje van een plezierreisje dat mejuffrouw J.M.A. Verkaart maakte in 1938. Dat jaar ging ze enige tijd bij vriendinnen in Amsterdam logeren. Van haar zoon, G.J.A. van Velthoven, mocht het volgende reisverslag uit haar dagboek overgenomen worden: „Op 1 augustus 1938 vertrokken we 's morgens op half 9 met de boot vanaf 'tLuitje in 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1989 | | pagina 59