er te weinig onderhoud verricht was en ook door de inundatie. Veel vervoermiddelen
waren verdwenen of kapot en diverse schepen waren gezonken.
De binnenvaart en beurtvaart kwam van de vervoersdiensten als eerste weer op gang.
Reeds in mei 1945 kwamen er schepen bouwmaterialen als zand, stenen en rijshout
brengen in Zierikzee. Dat jaar kwamen er gemiddeld zelfs weer 122 schepen per maand.
Dat was beduidend hoger dan het gemiddelde van 71 gedurende de oorlogsmaanden
tot september 1944, toen alle scheepvaart verboden werd.
Hooiscbip in de haven Kloostemol bij Scharendijke (ca. 1950).
(coll. Streekarchivariaat Schouwen-Duiveland en Sint Philipsland
Met de veerdiensten was het echter bedroevend gesteld: de meeste schepen waren tot
zinken gebracht. De weinigen die over waren, bleken zwaar beschadigd en versleten.
Alle veerboten moesten na de oorlog naar de werven om hersteld te worden. Dat herstel
was moeilijk door gebrek aan onderdelen en materialen op de leeggeroofde werven. De
schepen werden gerestaureerd, gemoderniseerd en vergroot, zodat er meer auto's op
konden. Berrevoets hervatte als eerste twee keer per dag zijn veerdienst over de
Oosterschelde. De Zierikzeese boot van Zierikzee naar Rotterdam ging eveneens weer
enkele keren per week varen tot september 1946, niet meer met de "Stad Zierikzee",
maar met de veel kleinere "Haringvliet". Reeds in mei 1945 herstelde de P.S.D. de
veerdienst van Zierikzee over de Oosterschelde naar Katsche Veer op Zuid-Beveland.
In mei 1945 werd eerst met een omgedoopte Duitse marineboot de "Prinses Irene"
gevaren, later in het jaar met gehuurde mosselschepen. Er konden geen auto's mee. Pas
in 1946 ging de P.S.D. weer met een eigen boot varen, de "Koningin Emma", een andere
dan voorheen, want de "Luctor et Emergo", die voor de oorlog vaak in Zierikzee kwam,
was onherstelbaar vernield. Met de "Koningin Emma" konden wel auto's mee vanaf
maart 1946.
62