opgesteld, waarin de kleine bedrijven zouden worden opgetrokken tot circa 15 ha (in
die tijd de norm voor een levensvatbaat gezinsbedrijf met opvolger). Ruim een derde
van de kleine ondernemers durfde de sanering niet aan. Mede daardoor werd 930 ha
cultuurgrond wel verbeterd maar niet opnieuw verdeeld. Naar de Noordoostpolder
migreerden 61 boeren. Voor de overigen werden 224 boerderijen op een nieuwe plaats
gebouwd. In 'lege' gebieden zoals het platte van Schouwen en in de Vierbannenpolder
werden bedrijven uit de dorpskommen gevestigd. Alle werkzaamheden in het kader van
de herverkaveling werden mechanisch uitgevoerd, met materiaal en kennis uit de
IJsselmeerpolders. Tweeduizend km sloten werd gedempt. Binnendijken werden
afgegraven. De grond geëgaliseerd en gedraineerd. Het wegenpatroon volgde niet meer
de kreekruggen en de dijken, maar werd nu hoofdzakelijk bepaald door de rechthoe
kige verkaveling en de bedrijfsstructuur. Het aantal kavels verminderde tot 36% van het
oorspronkelijke aantal, de kavelomvang verdrievoudigde bijna. Peilverlaging maakte
meer grond geschikt voor akkerbouw. Moderne, optimale produktie voor de markt
moest in een snel veranderende samenleving voortaan de continuïteit van het bestaan
verzekeren en dat vergde alle aandacht. De produktie voor eigen gebruik, dat wil zeggen
de eigen boomgaard, het varken, de grote moestuin en het koppel kippen, werd
overbodig en kwam dan ook niet terug of ruimde geleidelijk het veld. Tot in de jaren
zestig heeft de geïsoleerde ligging van Schouwen-Duiveland er voor gezorgd dat het
eiland een sterk agrarisch karakter behield. Wat betreft de veranderingen in de
landbouw in de afgelopen vijftig jaar kunnen de effecten van de herverkaveling op de
produktiestructuur niet geïsoleerd worden van andere invloeden zoals de verbeterde
ontsluiting in het kader van het Deltaplan (in de jaren zestig bijvoorbeeld de komst van
de Haringvlietbrug, Grevelingendam, Zeelandbrug), de concentratie van waterschap
pen (er waren in 1950 niet minder dan 47 polders) en meer algemene ontwikkelingen
op het gebied van de mechanisatie, de technologie (bestrijdingsmiddelen), de
invoering van de melktank in de jaren zeventig en het vervoer en de opslag van
produktiemiddelen in bulkhoeveelheden (bijvoorbeeld kunstmest) in de jaren tachtig,
het markt- en prijsbeleid van de overheid etc. Daarnaast ontwikkelde Schouwen-
Duiveland zich als woon- en recreatiegebied, met consequenties voor de landbouw. Al
met al is sprake geweest van een mozaïek van invloeden en gewijzigde omstandighe
den. We zullen nu nagaan welke feitelijke ontwikkelingen zich in de landbouw hebben
voorgedaan. Daarbij refereren we zoveel mogelijk aan bovenvermelde omstandighe
den.
Trends in de landbouw
Op basis van statistische kengetallen en informatie uit andere bronnen kan het volgende
beeld worden geschetst.3)
Produktie. In de eerste plaats is sprake geweest van aanzienlijke „schaalvergroting'1, dat
wil zeggen stijging van de gemiddelde bedrijfsomvang. De gemiddelde bedrijfsgrootte
steeg tussen 1955 en 1988 van 12.4 ha tot 26.3 ha, dus ruim een verdubbeling. Het totale
aantal bedrijven daalde tot de helft: van 1137 naar 561. Het aantal bedrijven is per saldo
sterk afgenomen door het verdwijnen van veel kleine bedrijven, waartegenover een veel
kleinere toename van de grotere bedrijven stond. Deze verandering voltrok zich over de
gehele periode, met een versnelling tussen 1955 en I960 (effect van de sanering). Al
spoedig daarna werd duidelijk dat ook de gesaneerde bedrijven het niet konden
bolwerken zonder uitbreiding. Het aantal zeer kleine bedrijven is nu te verwaarlozen; ze
verdwenen vooral in de tweede helft van de jaren zestig. Alleen de bedrijven met meer
dan 50 ha nemen nog in aantal toe. Terwijl voor de oorlog een bedrijf van 75 tot 80 ha als
77