236 varkens, 75 schapen, 47 koeien en 11.000 kippen! Sinds 1980 treedt er een stabilisatie op in het aantal bedrijven in de veehouderijsector. Afwijkend is de groei van het aantal schapen in deze periode (jaarlijks met 13%); schapen komen namelijk op steeds meer bedrijven voor. Het bovenstaande wijst op een tendens naar ontmenging van het grondgebruik op bedrijfsniveau. Het vroegere gemengde bedrijf vloeide voort uit de verscheidenheid van grondsoorten en bodemkwaliteit en het versnipperde eigendom waarmee elk bedrijf te maken had. Bovendien moest je veel knuppels in het hoenderhok gooien, want dan was er licht één raak. Na de herverkaveling was een veel efficiëntere bedrijfsopzet mogelijk en kon men zich concentreren op één tak. Dat ging niet vanzelf: "men dacht, je kan toch geen bedrijf voeren met alleen bouwland, dat loopt toch fout. Stalmest, dat heb je dan opeens niet meer". Door de melktank (sinds 1974) stond men opnieuw voor een bewuste keuze bij de investeringen. Het aantal zgn. gecombineerde bedrijven daalde van 29% in 1973 naar 18% in 1985. Men koos vaker voor de akkerbouw dan voor de melkveehouderij; altijd werken op zaterdag en zondag was ook niet zo plezierig. Het aandeel van de akkerbouwbedrijven steeg van 44% naar 53%. Het aandeel van de tuinbouwbedrijven bleef stabiel op circa 18% en het aantal veehouderijbedrijven nam toe van 9% tot 12%. Weilanden met koeien ziet men niet veel op Schouwen-Duiveland, het meest nog langs de zuidkust, Verseputseweg Kerkwerve 1989). (foto: F. Beekman) 81

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1989 | | pagina 83