Bedrijfsorganisatie. Over de bedrijfsopzet en de bedrijfsvoering zijn minder statistische
gegevens voorhanden dan over het grondgebruik. Allereerst de ontwikkeling van de
landbouw als nevenberoep. Het aantal nevenberoepsbedrijven bedroeg in 1975 11%, in
1981 11,2% en in 1987 13,9%. Vroeger hadden nogal wat landarbeiders een eigen
bedrijfje. Later kwamen op de tuinbouw en fruitteeltbedrijven in de Westhoek de
recreatieondernemers op. De relatieve toename van de nevenberoepers in de jaren
tachtig heeft wellicht ook te maken met niet-agrariërs die hun hoofdberoep willen
uitoefenen zonder de landbouw geheel los te laten. Er is echter ook een categorie
agrariërs met aanvullende inkomsten buiten de landbouw. Gedacht kan worden aan
loonwerk, de bedrijfsverzorging, een minicamping en verzorging van plantsoenen etc.
Dit percentage was in 1975 5,3%, in 1981 7,1% en in 1986 7,2%. Wat wellicht
onvoldoende in de statistieken is terug te vinden, is de baan die de jonge boerin
aanhoudt of de inkomsten van de bedrijfsopvolger, de verkoop aan huis. De indruk
bestaat, dat de laatste jaren veel agrariërs op bedrijven kleiner dan 40 ha „er wat naast
doen". Het kamperen bij de boer komt inmiddels overal op het eiland voor. De agrariërs
zonder nevenberoep, de full time boeren, hadden in 1965 77,6% van het totale aantal
bedrijven, in 1975 83,7%, in 1981 81,7%, in 1986 78,8%. Een langzame en naar het zich
laat aanzien een gestage daling in de afgelopen 10 jaar van de agrariërs die het alleen van
de agrarische produktie moeten hebben.