minder gemakkelijk geworden om nog verschillen aan te geven. De agrariërs zijn
individualisten geworden en op grond van de individuele omstandigheden (hoe groot
is het bedrijf, welke bedrijfstak heeft men, is er een opvolger etc.) is men nu
bijvoorbeeld vóór of tegen de komst van zoet water.
Als agrarisch ondernemer heeft men ook te maken met het milieu. Dat de moderne
produktiemethoden negatieve effecten op het milieu hebben, wordt niet ontkend. Zij
worden echter vergeleken met de positieve gevolgen voor de agrariër zelf en dan weegt
het nadeel voor het milieu niet op tegen de voordelen voor de boer. Het gaat er om de
akker schoon te houden, zonder personeel. ,Je zag alleen maar voordelen. De luizen
waren dood: 't werkte goed, ze gingen dood. Door het spuiten zijn de opbrengsten
geweldig toegenomen en van de nadelen zie je verder niet veel, het water is hier niet
slecht". Wel werd vanaf de jaren zeventig alles doodgespoten, ook de slootranden. Door
de klepelmaaier te gebruiken blijven deze randen groen waardoor geen afkalving meer
optreedt. Dat vergt wel meer arbeid. De gevaren voor de gezondheid van de agrariërs
werden vroeger niet onderkend: „je spoot in de fruitteelt vroeger zonder masker, je
dronk melk; we waren slecht voorgelicht. Nu denk je: wees er voorzichtig mee, denk
ook aan je zelf en ga niet de buurman imiteren". Door de aandacht die het milieu
tegenwoordig krijgt en door de kosten van de middelen is het gebruik van middelen
zorgvuldiger geworden; men spuit minder automatisch en de „corrigeermiddelen"
voor afrijpingsziekten zijn minder giftig. Vooral voor het doodspuiten zijn hoge
concentraties nodig en daarom zou het beter zijn als „Wageningen" resistente gewassen
gaat kweken; dan is men van het spuiten af, want niemand doet het met plezier. Wie de
'schuldigen' bij de milieuproblemen zijn, kan men moeilijk zeggen. De overheid blijft in
gebreke want deze heeft de middelen getest en toegelaten en houdt de industrie de
hand boven het hoofd. De boeren passen de middelen toe, maar „we hebben geen
kennis in huis over de nawerkingen". Milieuvriendelijke landbouw is niet haalbaar; men
kent daarvan geen voorbeelden.
Conclusie.
In vijftig jaar landbouw op Schouwen Duiveland is meer dan de helft van het aantal
bedrijven verdwenen en hebben de overgebleven bedrijven een 'standaard
ontwikkeling' meegemaakt. Deze ontwikkeling is in voorgaande hoofdstukken in de
vorm van een aantal trends beschreven. Vergeleken naar produktiekenmerken is het
eiland een doorsneegebied. Van de andere landbouwgebieden in het zuidwestelijk
zeekleigebied onderscheidt SchouwenDuiveland zich niet door een bijzondere tak of
activiteit.5) Een beperkt aantal produkten domineert: consumptieaardappelen, akker
bouw (granen), zaaiuien, suikerbieten. Tuinbouw en veehouderij komen ook voor,
Grondgebru iks-
Schouwen
Zeeland
Nederland
type
Duiveland
bouwland
75
77
36
grasland
12
12
58
tuinland
13
11
6
lncl. zaai-uien
Bron: CBS, landbouwtellingen
Tabel 2: Grondgebruikstypen-verdeling (1985).
90