profiteren, maar ook de cultuur van de mens. Zeeland heeft zijn enorme rijkdom aan dialecten, klederdrachten en tradities te danken aan het feit dat het tot voor kort een eilandenrijk was. Nu was Schouwen-Duiveland in het verleden niet zo héél erg een eiland. Het lag dicht bij andere soortgelijke gebieden en voor de natuur was het isolement niet zo erg groot. Voor de trekvogels was het uiteraard geen probleem, maar voor landdieren was het eiland moeilijker te bereiken. Het belangrijkste gevolg van de eilandstatus was echter, dat het voor de mens moeilijk bereikbaar was. Het was een afgelegen eiland met een geringe bevolkingsdichtheid en een lage economische dynamiek. Schouwen-Duiveland was in 1939 nog een oase van rust, op vele uren boot en tramreis van het dynamische grote-stadsleven gelegen. Momenteel is de Westhoek een geliefd woonoord voor forenzen die in het Rotterdamse havengebied werken en is het strand zelfs voor dagjesmensen uit het Ruhrgebied bereikbaar. Dit heeft vooral zijn invloed gehad op de verkeersdrukte en de intensiteit van de recreatie. Maar ook het agrarisch gebied is zijn isolement kwijtgeraakt. Moderne landinrichtingswerken en landbouwmethoden zijn overal doorgedrongen en in feite worden de verschillen in het agrarisch bodemgebruik in heel Nederland nog slechts door grondsoort en waterhuis houding bepaald, en niet meer door traditie en locale afzetmogelijkheden. De waarde van natuur en landschap in een bepaald gebied wordt bepaald door de mate van anders zijn dan de omringende gebieden, het eigen gezicht, de eigen levensge meenschappen, de onvervangbaarheid. Als we nu voor Schouwen-Duiveland de balans opmaken van 50 jaar ontwikkeling, zullen de veranderingen in het eigen karakter onze maatstaf zijn. Wat is er bijgekomen, wat is verdwenen, en hoe erg is dat? In het volgende zullen drie onderdelen van het landschap van Schouwen-Duiveland apart behandeld worden, namelijk het polderland, het duingebied en de buitendijkse gebieden. De veranderingen hebben in deze drie gebieden een zo totaal verschillend karakter gehad, dat ze elk een aparte benadering vergen. Het polderland, voor en na de herverkaveling In 1939 lag het platteland van Schouwen-Duiveland er vrijwel nog bij als eeuwen tevoren: de verkaveling en het patroon van wegen en binnendijken waren in de loop van de tijden nauwelijks veranderd. Twee dingen waren echter in de meer recente tijd wel aan nieuwe ontwikkelingen onderhevig geweest: de ontsluiting en de afwatering. In de loop van de voorafgaande decennia waren de meeste wegen van een verharding voorzien, waardoor ze geschikt waren geworden voor het opkomende auto- en fietsverkeer. Het grootste deel van de polderwegen had een steenslagverharding gekregen, de grotere wegen een bestrating of asfaltverharding. In 1911 had het Waterschap Schouwen een plan aanvaard om alle hofsteden en hoefjes via een verharde weg bereikbaar te maken, en dit plan was met grote voortvarendheid uitgevoerd. Slechts enkele kilometers doodlopende weggetjes, op Schouwen altijd aangeduid met de traditionele benaming „wekkens", waren in 1939 nog onverhard. Het volgende overzicht van de wegen, die in beheer waren bij de Commissie voor de Grindwegen op Schouwen geeft een beeld van deze ontwikkeling 1910 1947 aardeweg 55,393 km grindweg 98,629 km steenslagweg 3,763 km straatweg 9,266 km 6,040 km 8,141 km 175,618 km 10,623 km 94

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1989 | | pagina 96