asfaltweg totaal 167,051 km 38,467 km 238,889 km Bijna alle wegen volgden echter nog het oude patroon, dat vooral in het platte van de Polder Schouwen bijzonder grillig was en nog geheel een afspiegeling vormde van het krekenpatroon van vóór de bedijking. Van een rechtstreekse verbinding tussen Haamstede en Serooskerke was bijvoorbeeld nog geen sprake. De strijd tegen het binnenwater was al veel eerder aan de gang. De Zeeuwse eilanden hebben het eeuwenlang kunnen stellen met natuurlijke lozing door middel van ebsluizen, ook al leverde dat in de winter veel wateroverlast op. Watermolens, in Holland en Utrecht een normaal verschijnsel, waren in Zeeland dan ook zeldzaam. Schouwen vormde hierop een uitzondering, omdat men al in de 17e eeuw pogingen had ondernomen om het polderpeil in de lage moerlanden te verlagen. Dit werd echter geen succes omdat men te lijden kreeg van ernstige verzilting. In 1845 werd bij Flaauwers opnieuw een watermolen opgericht, die in 1877 door een stoomgemaal werd vervangen, de eerste mechanische bemaling in Zeeland. Ook andere poldergebieden kregen in de loop van de volgende jaren een eigen bemaling: Den Osse, Bommenede, Dreischor, de Vierbannen en Oosterland. In het lage Prunjegebied werd een onderbe maling in stand gehouden. Het gevolg van deze bemaling was, dat de grote wateroverlast in de winter in 1939 al tot het verleden behoorde. Vooral voor Laag-Schouwen was dit van groot belang, want dit laaggelegen en vrijwel onbewoonde gebied had voorheen elk jaar langdurig onder Veel binnendijken waren beplant. Hier de Boomdijk, de zuidelijke dijk. van de polder Gooikens Nieuwland, gezien vanaf de Schouwse dijk in westelijke richting ca. 1930). (coll. R. ten Kate) 95

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1989 | | pagina 97