Enige veranderingen in het leven op Schouwen- Duivf.land in de afgelopen vijftig jaar door mr. F. Th. Dijckmeester Varen op Zeelands stroomen: het is met geen enkele vaart ter wereld te vergelijken, omdat de vergezichten die aan den einder rijzen nimmer concreet worden. Het is een naderen en zich verwijderen van langzaam uit de onmetelijke watervlakte opdroo- mende steden. Zo beschreef P. H. Ritter jr. het in 1919 in zijn „Zeeuwsche Mijmeringen". Men schrijft nu niet meer zo en men beleeft het niet meer zo. En toch, rijdend over een van de verbindingen die Schouwen-Duiveland nu zo makkelijk bereikbaar maken, blijft nog de aanblik van de „nimmer concreet wordende vergezichten". Vooroorlogse tijd Wat is er essentiëler voor eilandbewoners dan de verbindingen met de buitenwereld? Weliswaar was de mobiliteit van de bevolking vóór de oorlog nog lang niet zo groot als nu, maar toch: men móest Schouwen-Duiveland kunnen bereiken en verlaten. Er was een halve eeuw geleden een luchtlijn, zeker, maar verkeer en vervoer waren toch bijna uitsluitend aangewezen op de bootverbindingen: met Numansdorp, met Anna Jacoba- polder en met Zuid-Beveland. Een merkwaardig fenomeen is dat geweest, die luchtverbinding. Het ging voorbij aan het merendeel van de eilandbevolking en voor de ontwikkeling van het eiland is het van slechts ondergeschikte betekenis geweest. Al waren de verwachtingen ook hoog gespannen. In de jaren twintig al beijverde men zich in Zierikzee voor een luchtlijn. KLM-baas Plesman had er oren naar. Nadat eerst is gedacht aan een vliegveld bij Het comité clat zich beijverde voor de ingebruikneming van het vliegveld Haamstede in 1931Vein links naar rechts: J. E. van den Broek, J. J. Cock, ds. S. H.J. Voors jhr. R.J. H. Q. Roëll, ir. C. J. Dussel, P. P. A. Klok, R. Genitsen en]. C. A. Bannink. (Colt. auteur) 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1989 | | pagina 7