plaatje van het weeshuis in wezen positief was.De jaren 1750-1759 vertoonden een licht negatief beeld, maar het was niet nodig in de raad daar extra aandacht aan te besteden. De oorzaak was het sterk toenemen van het aantal verzorgde kinderen in de jaren 1750-1752. Hierna waren er alleen nog financiële problemen rond 1788. In dat jaar kregen de regenten van het weeshuis toestemming om 400 te lenen. Conclusie is dat het weeshuis in de 17e eeuw met meer financiële problemen te kampen had dan in de 18e eeuw. Lang niet altijd is te achterhalen waardoor de financiële problemen veroorzaakt werden. De samenvoeging van het Burgerweeshuis en het Armekinderhuis Al in 1794 werd Zierikzee geconfronteerd met de mogelijke gevolgen van de komst van de Franse troepen. Op 7 augustus verzocht de directie van het wees huis te Bergen op Zoom om bij een vijandige belegering de weeskinderen over te mogen brengen naar het weeshuis te Zierikzee. Dit is niet gebeurd, maar wel had de komst van de Fransen andere verstrekkende gevolgen voor het weeshuis. Direct bij cle komst van de Franse soldaten in februari 1795 verzocht P. de Kanter, die belast was met de inkwartiering aan de raad toestemming om het weeshuis te mogen evacueren. Het werd toegestaan. De kinderen werden overgebracht naar het Armekinderhuis. Dit was mogelijk omdat het aantal wezen was gedaald tot 21 kinderen. In april werd het verlaten gebouw ingericht als Frans militair hospitaal. Op 9 november 1795 kwam het comité van financiën, dat toen belast was met de armenzorg, met het voorstel „tot de vereeniging der twee kindergodshuyzen... tot een huys en directie, 't welk men Stadsiveeshuys zoude kunnen noemen". Als beide buitenvaders hun rekening hadden afgesloten, zouden ook de financiën samengevoegd kunnen worden. Ten aanzien van het personeel van het Burgerweeshuis werd voorgesteld dit te ontslaan. Temeer daar het contract met de binnenvader en -moeder van dat weeshuis toch afliep. Het personeel van het Armekinderhuis kon dan in dienst blijven. Omdat de uitzet die de burgerwezen meekregen groter was dan die van de armekinderen, stelde men voor de huidige burgerweeskinderen nog hun uitzet te geven, maar nieuwe wezen evenveel te geven als de armekinderen. Als argument voor de samensmelting werd aange voerd, dat bij de laatste rekening beide instellingen een behoorlijk tekoit vertoon den. De samenvoeging betekende een aanzienlijke bezuiniging op de oncler- houds- en personeelskosten. Bovendien zouden de fondsen van het Burgerweeshuis het tekort van het Armekinderhuis kunnen verminderen. Het comité achtte het tijdstip voor samenvoeging meer dan ooit geschikt, omdat het Burgerweeshuis in gebruik was bij de Fransen en „de Burgerweeskinderen dan ook reets meer dan zeeven maanden in het Armekinderhuys zijn gelogeert geweest". De raad stemde met het voorstel van het comité in. Besloten werd de beide buitenvaders te laten loten om voortzetting of ontslag uit hun functie, tenzij één van hen graag ontslag nam. Tevens werden drie nieuwe regentessen benoemd. Het gecombineerde weeshuis ging in 1802 terug naar het inmiddels door de Fransen verlaten huis. Tot 1863 deed dit gebouw dienst. De zorg voor de wezen werd onder de naam Burgerweeshuis tot ongeveer 1955 uitgeoefend. Conclusie Zeer waarschijnlijk is het weeshuis in 1613 ontstaan uit het Heilige Geesthuis. In 99

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1990 | | pagina 101