Links het in 1863 in gebruik genomen Burgerweeshuis. Rechts daarvan de vier woningen, die werden gebouwd op de plaats van bet afgebroken weeshuis. Prentbriefkaart, circa 1900. (Coll. Streekarcbivariaat Schouwen-Duiveland en Sint Philipsland) meerdere zaken werd het beschouwd als de juridische opvolger van de Heilige Geest. Aanvankelijk bestond het bestuur slechts uit twee weesvaders. In 1629 besloot de raad aan de twee buitenregenten een buitenvader toe te voegen. Twee van de drie regenten moesten lid zijn van de vroedschap. Dit kan beschouwd worden als een uiting van de toenemende overheidsbemoeienis met de armen zorg. In 1632 werd het bestuur uitgebreid met drie regentessen, belast met het toezicht op de huishoudelijke zaken. Over het aantal kinderen is met uitzondering van de laatste 30 jaar weinig te zeg gen. Het lijkt onwaarschijnlijk dat hun aantal ooit de honderd te boven ging. De meeste bekende cijfers liggen rond de 50 kinderen. In het Armekinderhuis wer den meer kinderen verzorgd, terwijl het aantal personeelsleden vrijwel hetzelfde was. De wezen in het Burgerweeshuis konden dus meer aandacht krijgen dan in het Armekinderhuis het geval was. In het algemeen was het zo, dat wezen van armen een goedkopere opvoeding kregen. Gegevens ten aanzien van de finan ciën van het Armekinderhuis geven aan dat die beduidend slechter waren dan die van het Burgerweeshuis. Deze zaken lijken de veronderstelling van Groenveld te bevestigen, dat de verzorging in een kleiner tehuis beter was dan in een groter tehuis. Opmerkelijk is in dit verband dat de burgerwezen een grotere uitzet kre gen dan de armekinderen. De wezen in het Burgerweeshuis waren relatief goed af. Het geven van onderwijs behoorde duidelijk tot het beleid van de regenten. Daarna gingen de jongens werken in een ambacht of op zee. Voor de meisjes was een plaats op de naai school of in een dienst bij burgers weggelegd. „Kinderen hinderen" sprak Cats. Dit was soms ook het geval in het weeshuis. Zo nu en dan moest de orde flink hersteld worden. 100

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1990 | | pagina 102