De ruilhandel vond plaats in „zomerkampen", waar ook de Eskimo's onderling allerlei produkten als balein, speksteen, huiden en drijfhout uitwisselden. Een bekende kampplaats (aasivik) was aan de Zuydbay waar de walvisvaarders verza melden voor zij terugvoeren naar Nederland.7) Dat niet alles even zachtzinnig verloopt, blijkt uit een maatregel in 1720 van de Staten-Generaal dat wie Eskimo's bedreigt of berooft, strenge straffen kan krijgen. De Denen stellen als maatregel in 1737 een verbod op de ruilhandel met Eskimo's. Illegaal gaat de handel nog door tot na 1750. De walvisvaart door de Nederlanders in Straat Davis loopt tot ongeveer 1800. Voorwerpen van de Eskimo's als wapens, kledingstukken en kajaks kunnen dus meest eind 17e eeuw en begin 18e eeuw van de kusten van Straat Davis naar Nederland zijn gekomen. Interessant voor Zeeland is een tamelijk vroege relatie uit 1656. Aenmerckt doch eens de Walvischvangh Ontrent de Groene-lantsche strangh Uit: Walvischvaarten, 1930. Eert veiling te Wissingen in 1656 In zijn speurtocht naar de herkomst van de Zierikzeese kajak stuitte Nooter op een interessante bron. In een reisbeschrijving over het Caraïbisch gebied in de Franse taal staat verrassenderwijs ook een beschrijving over Eskimo's. Ook wordt de handelswaar beschreven die ene Nicolaas Tunes met zijn schip in 1656 in Vlissingen aan land bracht.8) In een lijst van acht punten worden vermeld honderden zeehondvellen, huiden van heiten, beren, vossen, hazen en konijnen (waarvan vele sneeuwwit), pakken walvisbalein, kledingstukken van de bewoners gemaakt van leer en van vogel huid. Verder hemden, schoenen, wapens (waaronder pijlen en boog), huisraad en tenten. Als zeer zeldzaam en bijzonder worden de narwaltanden genoemd. 111

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1990 | | pagina 113