daar hen ik zeker van samentreffen geraas geloof dat Met luder stemme: Hollant! Hollant! Do nep men: Hollant! Parijs! Des ben ic vroet ende wijs Dat noyt man horde roepen so In enen stride, als men dede doe. A Is tie strijt vergadert was Hoerde noyt man sulc gheclas. Alen stac, men sloech ende men ivarp, Men scoet menighen pile scarp Mallic andrenjeghen thoeft. Si vochten so, des gheloeft. Dat men ene mile horen mochte Bede worpe ende gherochte. Melis Stoke beschrijft het geschreeuw en het gefluit van de pijlen heel overtui gend. Hij weet ook clat de poorters de strijd kunnen gadeslaan, dat de Gouwe en de inbraakkreek waarop cle strijd plaatsvindt, daarvoor dicht genoeg langs de stad stromen (ene mile). De poorters kijken verontrust toe: boek IX, vs 1146 Oec dar ik mi vermeten das doe laghen In der porten ende toesaghen, Meer in therte verdroevet waren, Dan de vochten jeghen de scaren: Want si saghen de liede striden, Ende deen den andren niet vermiden Doer haren wille, dire waren beseten. durf ik te beweren Dattie ghene, de stad in het had in het leven laten belegerd Het zal inderdaad een nutteloos gevoel geven om zelf toe te moeten kijken hoe een ander voor je stad vecht. Hier beschrijft Stoke een emotie die moeilijk weer te geven is als een strijd of stad je onverschillig laat. En hoe treffend beschrijft hij even later de blijdschap, de enorme opluchting als blijkt dat de Vlaamse schepen los ronddobberen: boek IX, vs 1154 Recht alst op den daghe quam So verre dat men mochte sien Den enen volghen. den anderen vlien Worden die van Sirixe Sere blide, wat wilgijs mee Doe si de galeiden saghen Al omme sgraven here iaghen. Ende roven ende trompen. Entie viande zutwaert crompen. Saghen sijt ghewonnen ten selven tiden, Ende danctens Gode ende waren blide. De levendige beschrijving gaat nog verder: achterna zitten/vluchten wat denkt u leger/drijven roeien/trompetten zich terugtrekken 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1990 | | pagina 27